Configuratie-instellingen voor communicatie met een computer

Geef het protocol en de poort op als u het apparaat via het netwerk vanaf een computer gebruikt. Ga het apparaat pas configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer nadat u de basisprocedures hebt uitgevoerd. Voor meer informatie raadpleegt u de handleidingen voor de stuurprogramma's (Stuurprogramma's).
 
De hier uitgelegde protocollen zijn regels die moeten worden gevolgd voor het uitwisselen van documentgegevens tussen een computer en het apparaat. U kunt een protocol selecteren op basis van het doel van de bedoelde taken of de netwerkomgeving.
Poorten zijn gateways om data uit te wisselen tussen netwerkapparaten. Als er een communicatiefout optreedt in de netwerkverbinding, wordt dit vaak veroorzaakt door onjuiste poortinstellingen.
427C-00S