Verbind het apparaat met de telefoonlijn en stel het apparaat in voordat u de faxfuncties gebruikt. Geef vervolgens de basisinstellingen op, zoals informatie over de afzender, datum/tijd en zomertijd.
Als de stroom onverwachts wordt onderbroken:
Als u er een stroomstoring is opgetreden of als u de stekker per ongeluk uit het stopcontact haalt, worden de datum- en tijdinstellingen op het apparaat teruggezet.
De instellingen voor gebruikersgegevens, zoals snelkiesnummers, groepskiezen en geweigerde nummers, blijven wel behouden.
Alle faxen die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen, zoals niet-verzonden en ontvangen faxen, gaan verloren.
Als de voeding wordt onderbroken, is het onderstaande van toepassing:
U kunt geen faxen verzenden of ontvangen, kopieën maken of originelen scannen.
Als u een telefoon hebt aangesloten, is het afhankelijk van de telefoonlijn of de telefoon of u de telefoon kunt gebruiken.
Het apparaat moet zijn ingesteld op basis van uw telefoonlijn en het gebruik van de faxfunctie. Volg de onderstaande procedure om het apparaat in te stellen.
Sluit het apparaat aan op uw telefoonlijn.
Het telefoonlijntype instellen
Stel het juiste type telefoonlijn voor uw telefoonlijn in.
Stel de ontvangstbewerking (ontvangstmodus) in.
U kunt de faxinstellingen opgeven volgens de instructies op het LCD-scherm.
Als u de instellingen opgeeft volgens de instructies op het LCD-scherm, wordt de ontvangstmodus ingesteld op Modus tel.prioriteit (TEL priority mode) of Modus alleen fax (Fax only mode). Als u faxen wilt ontvangen met DRPD of Netwerkschakelaar (Network switch), moet u de ontvangstmodus wijzigen.
U kunt de basisinstellingen opgeven, zoals informatie over de afzender, datum/tijd en zomertijd.
Naar boven |