<Apparaatbeheer (Device Management)>

Alle instellingen voor het beheer van het informatie voor de hardware en bewerkingen, maar ook voor beheer van vereiste gegevens bij gebruik van apparaatfuncties verschijnen in een lijst met korte toelichting.
Sterretjes (*)
Instellingen die zijn gemarkeerd met "*1" kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties die zijn gemarkeerd met "*2" zijn mogelijk niet beschikbaar of verschillen per land of regio.
Instellingen gemarkeerd met "*3" worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items

<Instellingen Apparaatinformatie (Device Information Settings)>

Typ alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren.

<Selecteer land/regio (Select Country/Region)> *1 *2

Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld.

<Weergave opdrachtlog (Display Job Log)>

Geef aan of u de logboeken met informatie over kopieer-, afdruk-, fax- en scantaken wilt weergeven op het display van de machine en in het communicatiebeheerrapport.

<Gebruik NFC (Use NFC)> *3

Selecteer of u wilt toestaan dat afdrukken wordt uitgevoerd wanneer met een mobiel toestel dat geschikt is voor NFC het NFC-merkteken op het bedieningspaneel wordt aangeraakt.

<Scan m Canon PRINT Business (Scan w/ Canon PRINT Business)>

Selecteer of u wilt toestaan dat van een mobiel apparaat wordt gescand met de Canon Print Business toepassing.

<Stille instellingen (Quiet Mode)>

Het apparaat kan worden ingesteld om stiller te werken als bedrijfsgeluid storend zou zijn.
Als dit is ingesteld op <Aan (On)>, kunnen de afdruksnelheid en densiteit mogelijk wijzigen, afhankelijk van de papiersoort.
427C-096