<Printer (Printer)>

Alle instellingen voor de printer worden opgesomd en kort toegelicht.
Sterretjes (*)
Opties die zijn gemarkeerd met "*1" zijn mogelijk niet beschikbaar of verschillen per land of regio.
Instellingen die zijn gemarkeerd met "*2" kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Prioriteit van instellingen
Als er een afdrukinstelling is opgegeven van zowel het printerstuurprogramma als het bedieningspaneel van het apparaat, heeft de instelling van het printerstuurprogramma voorrang boven die van het bedieningspaneel. De instelling van het bedieningspaneel geldt voor bepaalde gebieden, bijvoorbeeld bij PS/PCL-afdrukken of wanneer u afdrukt vanaf UNIX of ander besturingssysteem dat geen printerstuurprogramma´s ondersteunt.

<Printerinstellingen (Printer Settings)>

Configureer instellingen over afdrukken en printerbewerkingen.
<Kopieën (Copies)>
Geef hier het gewenste aantal kopieën op.
<2-zijdig afdrukken (2-Sided Printing)>
Geef aan of u dubbelzijdig wilt afdrukken.
<Standaardpapier (Default Paper)>
Met dit item geeft u papierformaat en -type op. Geschikt papier
<Papierformaat negeren (Paper Size Override)>
Geef aan of u wilt schakelen tussen papier van A4-formaat en het formaat LTR of tussen papier van A3-formaat en 11x17-formaat, als één van deze papierformaten is geladen, maar het andere formaat niet. Als u <Aan (On)> selecteert, en het formaat dat u opgeeft niet is geladen, wordt het document op het andere formaat papier afgedrukt.
U kunt verschillende afdrukinstellingen opgeven, bijvoorbeeld het aantal exemplaren of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken, vanaf een toepassing of het printerstuurprogramma. De instelling <Papierformaat negeren (Paper Size Override)> kan echter alleen op het apparaat worden opgegeven.
<Afdrukkwaliteit (Print Quality)>
U kunt instellingen in verband met de afdrukkwaliteit, veranderen.
<Inktspaarstand (Ink Saving)>
U kunt inkt besparen. Selecteer <Aan (On)> als u de layout of andere prestatiekenmerken wilt controleren voordat u verdergaat met het definitief afdrukken van een grote afdruktaak.
<Resolutie (Resolution)>
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
<Supergelijkmatig (Super Smooth)>
Zorgt voor gelijkmatige contouren in de tekst. Hoe meer effect, hoe lager de resolutiemodus. Uitgeschakeld als de resolutie is ingesteld op <1200 dpi (1200 dpi)>.
<Tekst verscherpen (Sharpen Text)>
Drukt witte tekst en lijnen op een zwarte achtergrond duidelijk af.
Alleen toegepast wanneer de instelling [Pagina-opmaak (Page Layout)] van het printerstuurprogramma is ingesteld op [1 op 1 (1 on 1)].
<Lijndichtheid vergroten (Increase Line Density)>
Maakt lichtgekleurde, dunnen lijnen en tekst beter zichtbaar. Stel dit in bij onderbroken grijze lijnen.
<Lijnverwerking (Line Control)>
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van lijnen.
<Breedteaanpassing (Width Adjustment)>
Configureer een instelling voor het vet afdrukken van tekst of dunne lijnen.
Als u <Aan (On)> selecteert, kan de afdruksnelheid lager zijn, of kan de beeldkwaliteit veranderen.
Ook als u instelt op <Aan (On)>, is vet afdrukken misschien niet mogelijk, afhankelijk van de afdruktoepassing.
<Lay-out (Layout)>
Kies deze optie om instellingen op te geven voor de paginalay-out, zoals de inbindpositie en marges.
<Inbindlocatie (Binding Location)>
Als u de afdrukken wilt inbinden met een hulpmiddel zoals een nietapparaat, moet u met behulp van dit item opgeven of u wilt inbinden over de lange of de korte zijde. Geef de instelling van dit item op in combinatie met <Rugmarge (Gutter)>, dat de inbindmarge opgeeft om de inbindpositie toe te passen.
<Rugmarge (Gutter)>
Verschuif de afdrukpositie om de inbindmarge in te stellen die geldt voor de inbindrand zoals opgegeven via <Inbindlocatie (Binding Location)>. De waarde "0,00" heeft geen effect op de inbindmarge.
<Korte zijde verschuiven/Lange zijde verschuiven>
Bij ieder papiersoort kunt u voor alle afdruktaken de afdrukpositie verschuiven in stappen van 0,5 mm (0,01 inch).
<Fout automatisch overslaan (Auto Skip Error)>
Het afdrukken stopt als er een bepaalde fout optreedt in de verwerking. Als u dit item echter instelt op <Aan (On)>, wordt die fout overgeslagen en kan het afdrukken voortgaan. Gewoonlijk moet u dit item instellen op <Uit (Off)>.
<Time-out (Timeout)>
Stel de periode in waarna de huidige afdruktaak automatisch wordt geannuleerd als er een onderbreking in de ontvangst van afdrukgegevens optreedt.
<Persoonlijkheid (Personality)>
Geef de modus op waarin het apparaat moet werken als het formaat van de documentgegevens onbekend is.
<Kleurmodus (Color Mode)>
Selecteer of u gegevens in kleur of in zwart/wit wilt afdrukken.
<Gecomprimeerde beelduitvoer (Compressed Image Output)>
Geef op welke bewerking moet plaatsvinden als de beeldkwaliteit is afgenomen vanwege te weinig geheugen bij het afdrukken.
<UFR II (UFR II)>
U kunt de instellingen veranderen die van kracht worden als u afdrukt vanaf het UFR II printerstuurprogramma.
<Afstemmethode (Matching Method)>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Grijscorrectie (Gray Compensation)>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt. Als <Uit (Off)> is geselecteerd, worden gegevens afgedrukt met behulp van de inkt van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<Papierbesparing (Paper Save)>
Geef op of lege pagina's niet moeten worden uitgevoerd.
<PCL (PCL)>
Kies deze optie om instellingen op te geven voor PCL-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
<Papierbesparing (Paper Save)>
Geef aan of u papier wilt besparen door lege pagina's in documenten niet uit te voeren. Als u <Aan (On)> selecteert, worden er geen lege pagina's uitgevoerd. Als u alle gegevens van een document wilt uitvoeren, dus ook lege pagina's die aan het document zijn toegevoegd, selecteert u <Uit (Off)>.
<Afdrukstand (Orientation)>
Selecteer <Staand (Portrait)> (verticale richting) of <Liggend (Landscape)> (horizontale richting) voor de paginarichting. De instelling Portret wordt bijna overal in deze handleiding Staand genoemd. De instelling Landschap wordt bijna overal aangeduid als Liggend.
<Lettergrootte (Font Number)>
Geef het lettertype op dat u wilt gebruiken door het bijbehorende lettertype-ID-nummer. U kunt vanaf het bedieningspaneel een lijst afdrukken met voorbeelden van de beschikbare PCL-lettertypen.
<Puntgrootte (Point Size)>
Geef de tekengrootte op in punten. U kunt de grootte in stappen van 0,25 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een proportioneel lettertype is geselecteerd bij <Lettergrootte (Font Number)>.
<Pitch (Pitch)>
Kies deze optie om de pitch of tekenafstand (cpi of tekens per inch) voor het lettertype op te geven. U kunt de pitch in stappen van 0,01 aanpassen. U kunt deze optie alleen opgeven als er een niet-proportioneel lettertype of een bitmaplettertype is geselecteerd bij <Lettergrootte (Font Number)>.
<Vormlijnen (Form Lines)> *1
Kies deze optie om het aantal regels op te geven dat op een pagina moet worden afgedrukt (van 5 t/m 128). Deze instelling wordt automatisch aangepast aan de hand van de instellingen voor <Standaardpapier (Default Paper)> en <Afdrukstand (Orientation)>.
<Tekencode (Character Code)>
Selecteer hier de tekencode (tekenset) die het meest geschikt is voor de computer die u gebruikt om afdrukgegevens te verzenden. De opgegeven instelling wordt genegeerd als de tekencode wordt bepaald door het lettertype dat is opgegeven bij <Lettergrootte (Font Number)>.
<Gebruikerspapier (Custom Paper)>
Kies deze optie om aan te geven of u een aangepast papierformaat wilt instellen. Selecteer <Aan (On)> om de afmetingen van het papier op te geven bij <X-dimensie (X dimension)> en <Y-dimensie (Y dimension)>.
<Maateenheid (Unit of Measure)> *1
Kies deze optie om de maateenheid te selecteren voor het instellen van een aangepast papierformaat.
<X-dimensie (X dimension)>
Geef hier de horizontale afmeting (korte kant) van het aangepaste papier op.
<Y-dimensie (Y dimension)>
Geef hier de verticale afmeting (lange kant) van het aangepaste papier op.
<CR aan LF toevoegen (Append CR to LF)>
Met deze optie kunt u instellen of er een Enter-teken (CR) moet worden toegevoegd wanneer de machine een teken voor een nieuwe regel (LF) ontvangt. Als <Ja (Yes)> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar het begin van de volgende regel verplaatst wanneer de machine een LF-code ontvangt. Als <Nee (No)> is geselecteerd, wordt de afdrukpositie naar de volgende regel verplaatst, net onder de ontvangen LF-code.
<A4-afdrukbreedte vergroten (Enlarge A4 Print Width)>
Kies deze optie als u wilt instellen dat de breedte van het afdrukbare gebied van A4-papier in de stand Staand moet worden aangepast aan de breedte van Letter-papier.
<Afstemmethode (Matching Method)>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Grijscorrectie (Gray Compensation)>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt. Als <Uit (Off)> is geselecteerd, worden gegevens afgedrukt met behulp van de inkt van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<PS (PS)>
Geef de instellingen op voor PS-afdrukken, zoals paginalay-out en afdrukkwaliteit.
<Time-out opdracht (Job Timeout)>
Deze instelling biedt u de mogelijkheid op te geven hoeveel tijd verstrijkt tot een taak wordt geannuleerd. Als een taak niet wordt voltooid binnen de ingestelde tijdslimiet, wordt de taak automatisch geannuleerd.
<PS-fouten afdrukken (Print PS Errors)>
Deze instelling bepaalt of een foutpagina wordt afgedrukt wanneer een fout optreedt.
<Puur zwarte tekst (Pure Black Text)>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte tekst waarvan de kleurinformatie "R=G=B=0%", "C=M=Y=100%" of "C=M=Y=0% / K=100%" wordt afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt. Als <Uit (Off)> is geselecteerd, wordt tekst afgedrukt op basis van de instelling <Uitvoerprofiel (Output Profile)>.
<RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)>
Selecteer het profiel voor RGB-data die passen bij de monitor die u gebruikt.
<CMYK-simulatieprofiel (CMYK Simulation Profile)>
Selecteer een simulatiedoel bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
Wanneer <Geen (None)> wordt geselecteerd, kan donker gekleurde gradatie ongelijk worden, afhankelijk van de gegevens.
<Grijswaardenprofiel gebruiken (Use Grayscale Profile)>
Geef op of grijze data wordt geconverteerd naar CMYK data, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
Zelfs als <Aan (On)> is geselecteerd, worden gegevens afhankelijk van de instelling van <Uitvoerprofiel (Output Profile)> of <Puur zwarte tekst (Pure Black Text)> afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt.
<Uitvoerprofiel (Output Profile)>
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. U kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een document.
De instelling van dit item wordt uitgeschakeld als één van de volgende instellingen is geselecteerd.
<RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>
<CMYK-simulatieprofiel (CMYK Simulation Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>
<Grijswaardenprofiel gebruiken (Use Grayscale Profile)> is ingesteld op <Uit (Off)>
<Afstemmethode (Matching Method)>
Selecteer het element dat prioriteit krijgt bij kleuraanpassing in <RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)>.
De instelling van dit item is niet beschikbaar als <RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>.
<Helderheid (Brightness)>
Stel de helderheid van de gehele afbeelding in stappen van 5% in. Hoe kleiner de ingestelde waarde, des te lichter de afbeelding of tekst wordt. Hoe groter de ingestelde waarde, des te donkerder de afbeelding of tekst wordt.
<Samengestelde overdruk (Composite Overprint)>
Geef op of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer.
Overdrukken met behulp van speciale kleuren is niet toegestaan.
<Grijswaardeconversie (Grayscale Conversion)>
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
Dit gedeelte bevat informatie over de instellingen voor het converteren van de kleurgegevens in grijswaarden.
Deze instelling is ongeldig voor zwart-witgegevens.
<PDF (PDF)>
U kunt instellingen voor PDF-bestanden wijzigen.
<Vergr./verkl. volgns papierformaat (Enlarge/Reduce to Fit Paper Size)>
Geef op of de grootte van de afdruk wordt aangepast aan het afdrukbereik van het papier. Let op: vergroten of verkleinen heeft geen invloed op de lengte/breedte-verhouding van het origineel.
<Afdrukgebied vergroten (Enlarge Print Area)>
Geef op of u het afdrukbereik wilt vergroten tot het papierformaat.
Als u <Aan (On)> opgeeft, kan het gebeuren dat papiergedeelten kort bij de rand niet worden bedrukt of dat afdrukken er gedeeltelijk vlekkerig uitkomen, al naargelang het origineel.
<N op 1 (N on 1)>
Geef op of u meerdere pagina's wilt verkleinen en ze in een zodanige opstelling op één pagina wilt afdrukken dat de eerste pagina zich linksboven bevindt. Bijvoorbeeld: om vier pagina's op één vel af te drukken, selecteert u <4 op 1 (4 on 1)>.
<Opmerkingen afdrukken (Print Comments)>
Geef op of u opmerkingen wilt afdrukken. Als u <Automatisch (Auto)> opgeeft, worden opmerkingen in PDF bestanden afgedrukt.
<Puur zwarte tekst (Pure Black Text)>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte tekst waarvan de kleurinformatie "R=G=B=0%", "C=M=Y=100%" of "C=M=Y=0% / K=100%" wordt afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt. Als <Uit (Off)> is geselecteerd, wordt tekst afgedrukt op basis van de instelling <Uitvoerprofiel (Output Profile)>.
<RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)>
Selecteer het profiel voor RGB-data die passen bij de monitor die u gebruikt.
<CMYK-simulatieprofiel (CMYK Simulation Profile)>
Selecteer een simulatiedoel bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Het apparaat zet de CMYK-gegevens op basis van de simulatie om naar een CMYK-kleurenmodel dat geschikt is voor het apparaat.
Wanneer <Geen (None)> wordt geselecteerd, kan donker gekleurde gradatie ongelijk worden, afhankelijk van de gegevens.
<Grijswaardenprofiel gebruiken (Use Grayscale Profile)>
Geef op of grijze data wordt geconverteerd naar CMYK data, met behulp van het grijswaardenprofiel van het apparaat.
Zelfs als <Aan (On)> is geselecteerd, worden gegevens afhankelijk van de instelling van <Uitvoerprofiel (Output Profile)> of <Puur zwarte tekst (Pure Black Text)> afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt.
<Uitvoerprofiel (Output Profile)>
Selecteer het juiste profiel voor afdrukdata. U kunt deze optie opgeven voor ieder afbeeldingstype in een document.
De instelling van dit item wordt uitgeschakeld als één van de volgende instellingen is geselecteerd.
<RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>
<CMYK-simulatieprofiel (CMYK Simulation Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>
<Grijswaardenprofiel gebruiken (Use Grayscale Profile)> is ingesteld op <Uit (Off)>
<Afstemmethode (Matching Method)>
Selecteer het element dat prioriteit krijgt bij kleuraanpassing in <RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)>.
De instelling van dit item is niet beschikbaar als <RGB-bronprofiel (RGB Source Profile)> is ingesteld op <Geen (None)>.
<Helderheid (Brightness)>
Stel de helderheid van de gehele afbeelding in stappen van 5% in. Hoe kleiner de ingestelde waarde, des te lichter de afbeelding of tekst wordt. Hoe groter de ingestelde waarde, des te donkerder de afbeelding of tekst wordt.
<Samengestelde overdruk (Composite Overprint)>
Geef op of CMYK-data kan worden overdrukt, met opgegeven overdruk, als composiet-uitvoer.
Overdrukken met behulp van speciale kleuren is niet toegestaan.
<Grijswaardeconversie (Grayscale Conversion)>
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
<XPS (XPS)>
U kunt instellingen voor XPS-bestanden wijzigen.
<Afstemmethode (Matching Method)>
Geef de verwerkingsmethode op voor het corrigeren van de kleur.
<Grijscorrectie (Gray Compensation)>
Configureert een instelling zodanig dat zwarte of grijze gegevens met kleurinformatie die bepaalt dat R=G=B is, worden afgedrukt met uitsluitend BK (zwarte) inkt. Als <Uit (Off)> is geselecteerd, worden gegevens afgedrukt met behulp van de inkt van vier kleuren: CMYK. U kunt dit onderdeel instellen voor alle beeldtypen binnen één document.
<Grijswaardeconversie (Grayscale Conversion)>
Geef de afdrukmethode op om kleurendata in zwart-wit af te drukken.
<Papierbesparing (Paper Save)>
Geef op of lege pagina's niet moeten worden uitgevoerd.

<PDL-selectie (Plug and Play) (PDL Selection (Plug and Play))>

Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer.
<Netwerk (Network)> *2
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk.
<USB (USB)>
Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer.
427C-08X