

![]() |
IPSec gebruiken met een IP-adresfilterInstellingen voor IP-adresfilters worden toegepast vóór de beleidsinstellingen van IPSec. IP-adressen opgeven voor firewallinstellingen
|
![]() |
|
Voor meer informatie over de basishandelingen die moeten worden verricht wanneer u het apparaat instelt via de externe UI, raadpleegt u Menuopties instellen via de externe UI.
|
[IPSec-instellingen (IPSec Settings)].
|
1
|
Typ in het vak [Beleidsnaam (Policy Name)] alfanumerieke tekens als naam voor de set met beleidsinstellingen.
|
|
2
|
Schakel het selectievakje [Beleid inschakelen (Enable Policy)] in.
|

|
[Alle IP-adressen (All IP Addresses)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten.
|
|
[IPv4-adres (IPv4 Address)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar het IPv4-adres van het apparaat worden verstuurd.
|
|
[IPv6-adres (IPv6 Address)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar het IPv6-adres van het apparaat worden verstuurd.
|
|
[Alle IP-adressen (All IP Addresses)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten.
|
|
[Alle IPv4-adressen (All IPv4 Addresses)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar IPv4-adressen van de andere apparaten worden verstuurd.
|
|
[Alle IPv6-adressen (All IPv6 Addresses)]
|
Selecteer deze optie om IPSec te gebruiken voor alle IP-pakketten die van of naar IPv6-adressen van de andere apparaten worden verstuurd.
|
|
[Handmatige IPv4-instellingen (IPv4 Manual Settings)]
|
Selecteer deze optie om een specifiek IPv4-adres of een bereik van IPv4-adressen op te geven waarvoor u IPSec wilt gebruiken. Typ het IPv4-adres (of het bereik van adressen) in het tekstvak [Adressen om handmatig in te stellen (Addresses to Set Manually)].
|
|
[Handmatige IPv6-instellingen (IPv6 Manual Settings)]
|
Selecteer deze optie om een specifiek IPv6-adres of een bereik van IPv6-adressen op te geven waarvoor u IPSec wilt gebruiken. Typ het IPv6-adres (of het bereik van adressen) in het tekstvak [Adressen om handmatig in te stellen (Addresses to Set Manually)].
|

|
Beschrijving
|
Voorbeeld
|
|
|
Een specifiek adres invoeren
|
IPv4:
Gebruik een punt als scheidingsteken. |
192.168.0.10
|
|
IPv6:
Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke tekens. |
fe80::10
|
|
|
Een bereik van adressen opgeven
|
Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen.
|
192.168.0.10-192.168.0.20
|


|
[Authenticatie (Authentication)]
|
Selecteer het hash-algoritme.
|
|
[Encryptie (Encryption)]
|
Selecteer het coderingsalgoritme.
|
|
[DH-groep (DH Group)]
|
Selecteer de Diffie-Hellman-groep, die bepalend is voor de sterkte van de sleutel.
|
Een apparaat verifiëren met behulp van een vooraf gedeelde sleutel|
1
|
Selecteer het keuzerondje [Methode gedeelde sleutel (Pre-Shared Key Method)] bij [Authenticatiemethode (Authentication Method)] en klik op [Instellingen gedeelde sleutel (Shared Key Settings)].
|
|
2
|
Typ alfanumerieke tekens voor de gedeelde sleutel en klik op [OK (OK)].
|
|
3
|
Geef instellingen op voor [Geldig voor (Valid for)] en [Authenticatie (Authentication)]/[Encryptie (Encryption)]/[DH-groep (DH Group)].
|
Een apparaat verifiëren met behulp van digitale ondertekening|
1
|
Selecteer het keuzerondje [Methode digitale handtekening (Digital Signature Method)] bij [Authenticatiemethode (Authentication Method)] en klik op [Sleutel en certificaat (Key and Certificate)].
|
|
2
|
Klik rechts naast sleutel en certificaat die u wilt gebruiken, op [Registreer standaardsleutel (Register Default Key)].
![]() Details bekijken van een certificaat
U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de gewenste tekstkoppeling onder [Sleutelnaam (Key Name)] te klikken of op het pictogram van het certificaat.
|
|
3
|
Geef instellingen op voor [Geldig voor (Valid for)] en [Authenticatie (Authentication)]/[Encryptie (Encryption)]/[DH-groep (DH Group)].
|

|
[Geef tijd op (Specify by Time)]
|
Typ het aantal minuten voor de tijdsduur van een sessie.
|
|
[Geef formaat op (Specify by Size)]
|
Typ een grootte in MB om aan te geven hoeveel gegevens er in een sessie kunnen worden getransporteerd.
|
|
[ESP-authenticatie (ESP Authentication)]
|
Als u ESP-verificatie wilt inschakelen, selecteert u [SHA1 (SHA1)] als het hash-algoritme. Selecteer [Niet gebruiken (Do Not Use)] als u ESP-verificatie wilt uitschakelen.
|
|
[ESP-encryptie (ESP Encryption)]
|
Selecteer het coderingsalgoritme voor ESP. U kunt [NULL (NULL)] selecteren als u het algoritme niet wilt opgeven of selecteer [Niet gebruiken (Do Not Use)] als u ESP-codering wilt uitschakelen.
|


klik op [OK (OK)].
![]() |
Het bedieningspaneel gebruikenU kunt ook IPSec-communicatie inschakelen of uitschakelen vanuit <Menu (Menu)> in het scherm Start (Home). <Gebruik IPSec (Use IPSec)>
|