NW039W

Info over technische termen

In dit gedeelte worden de technische termen beschreven die in de handleiding worden gebruikt.

A

B

C

D

F

I

K

L

M

O

P

R

S

T

U

W

A

  • Toegangspunt (Access Point)

    Een draadloze ontvanger of basisstation dat informatie ontvangt van draadloze clients/het apparaat en ze opnieuw uitzendt. Vereist in een infrastructuurnetwerk.

    • Ad-hoc

      Instelling voor een clientcomputer en een apparaat waarbij draadloze communicatie plaatsvindt op peer-to-peer-basis, bijvoorbeeld alle clients met dezelfde SSID/netwerknaam communiceren rechtstreeks met elkaar. Er is geen toegangspunt vereist. Dit apparaat ondersteunt geen ad-hoc-communicatie.

    • Wachtwoord beheerder (Admin Password)

      Beheerwachtwoord in IJ Network Tool om toegang te beperken voor netwerkgebruikers. Het wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te krijgen tot de printer en de printerinstellingen te wijzigen.

      Wanneer de netwerkinstellingen van de printer zijn ingesteld op de standaardwaarden, hoeft u het beheerwachtwoord niet in te voeren.

    • AES

      Een coderingsmethode. Deze is optioneel voor WPA. Sterk, cryptografisch algoritme dat wordt gebruikt in overheidsinstanties in de VS voor verwerking van gegevens.

    • Verificatiemethode (Authentication Method)

      De methode die een toegangspunt gebruikt om een printer via een draadloos LAN te verifiëren. De methoden komen met elkaar overeen.

      Als u WEP als coderingsmethode gebruikt, kan de verificatiemethode zich aan Open systeem (Open System) of Gedeelte sleutel (Shared Key) hechten.

      Voor WPA/WPA2 is de verificatiemethode PSK.

      • Automatisch (Auto)

        De printer wijzigt automatisch de verificatiemethode, zodat deze gelijk is aan die van het toegangspunt.

      • Open systeem (Open System)

        Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd zonder de WEP-sleutel, zelfs al is WEP gebruiken (Use WEP) geselecteerd.

      • Gedeelde sleutel (Shared Key)

      Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd met de WEP-sleutel die is ingesteld voor codering.

B

  • Bonjour

    Een service die in het besturingssysteem Mac OS X is ingebouwd en die automatisch de apparaten detecteert die u op een netwerk kunt aansluiten.

C

  • Kanaal (Channel)

    Frequentiekanaal voor draadloze communicatie. In de infrastructuurmodus wordt het kanaal automatisch aangepast aan de instellingen van het toegangspunt. Dit apparaat ondersteunt de kanalen 1 tot en met 13. Het aantal kanalen dat kan worden gebruikt voor uw draadloos LAN verschikt afhankelijk van de regio of het land.

D

  • Standaardgateway (Default Gateway)

    Een doorschakelapparaat waarmee verbinding wordt gemaakt met een ander netwerk, zoals een router of een computer.

  • DHCP-serverfunctionaliteit

    De router of het toegangspunt wijst automatisch een IP-adres toe wanneer de printer of computer in een netwerk wordt opgestart.

  • DNS-server

    Een server die apparaatnamen omzet in IP-adressen. Als u handmatig een IP-adres opgeeft, moet u het adres opgeven van zowel een primaire server als een secundaire server.

F

  • Firewall

    Dit is een systeem dat ongeautoriseerde toegang tot de computer in het netwerk voorkomt. Om dergelijke toegang te voorkomen, kunt u de firewallfunctie van een breedbandrouter, de beveiligingssoftware of het besturingssysteem van de computer gebruiken.

I

  • IEEE 802.11b

    Internationale norm voor draadloos LAN waarbij de frequentie 2,4 GHz wordt gebruikt met een doorvoer van maximaal 11 Mbps.

  • IEEE 802.11g

    Internationale norm voor draadloos LAN waarbij de frequentie 2,4 GHz wordt gebruikt met een doorvoer van maximaal 54 Mbps. Compatibel met 802.11b.

  • IEEE 802.11n

    Internationale norm voor draadloos LAN waarbij de frequenties 2,4 GHz en 5 GHz worden gebruikt. Zelfs als twee of meer antennes tegelijk worden gebruikt of een hogere overdrachtssnelheid dan voorheen wordt verkregen door meerdere communicatiekanalen tegelijk te gebruiken, kan de overdrachtssnelheid worden beïnvloed door het aangesloten apparaat.

    Bij de maximale overdrachtssnelheid van 600 Mbps kan worden gecommuniceerd met meerdere computers binnen een straal van circa twaalf meter.

    Compatibel met 802.11b en 802.11g.

  • Infrastructuur

    Configuratie van de clientcomputer en het apparaat waarbij alle draadloze communicatie via een toegangspunt loopt.

  • IP-adres

    Een uniek nummer bestaand uit vier delen, gescheiden door punten. Elk netwerkapparaat dat verbinding heeft met internet heeft een IP-adres. Voorbeeld: 192.168.0.1

    Een IP-adres wordt normaal gesproken automatisch door een toegangspunt of door een DHCP-server van de router toegewezen.

  • IPv4/IPv6

    Dit zijn internetwerk-protocollen die worden gebruikt op internet. IPv4 maakt gebruik van 32-bit adressen en IPv6 maakt gebruik van 128-bit adressen.

K

  • Sleutelindeling (Key Format)

    Selecteer ASCII of Hex als indeling voor de WEP-sleutel. Welke tekens voor de WEP-sleutel kunnen worden gebruikt, is afhankelijk van de geselecteerde sleutelindelingen.

    • ASCII

      Hiervoor kunt u een tekenreeks van vijf of dertien tekens opgeven die alfanumerieke en onderstrepingstekens '_' kan bevatten. Deze sleutel is hoofdlettergevoelig.

    • Hex

      Hiervoor kunt u een tekenreeks van 10 of 26 tekens opgeven die hexadecimale tekens kan bevatten (0 tot 9, A tot F en a tot f).

  • Sleutellengte (Key Length)

    Lengte van de WEP-sleutel. Selecteer 64-bits of 128-bits. Met een langere sleutellengte kunt u een complexere WEP-sleutel maken.

L

  • Verbindingkwaliteit (Link Quality)

    De status van de verbinding tussen het toegangspunt en de printer zonder storing wordt aangegeven met een waarde tussen 0 en 100%.

  • LPR

    Een platformonafhankelijk afdrukprotocol dat in TCP/IP-netwerken wordt gebruikt. Het protocol ondersteunt geen bidirectionele communicatie.

M

  • MAC-adres

    Dit wordt ook het fysieke adres genoemd. Een unieke en permanente hardwareaanduiding die is toegewezen aan netwerkapparaten door de fabrikant. MAC-adressen zijn 48 bits lang en zijn geschreven als hexadecimale nummers, gescheiden door dubbele punten:11:22:33:44:55:66.

O

  • Werkingsstatus (Operation Status)

    Hiermee wordt de status van de printer aangegeven.

P

  • Proxyserver

    Een server die een via een LAN verbonden computer verbindt met internet. Als u een proxyserver gebruikt, geeft u het adres en het poortnummer van de proxyserver op.

  • PSK

    Een coderingsmethode die wordt gebruikt door WPA/WPA2.

R

  • Router

    Een doorschakelapparaat waarmee verbinding wordt gemaakt met een ander netwerk.

S

  • Signaalsterkte

    De sterkte van het signaal dat wordt ontvangen door de printer vanaf het toegangspunt wordt aangegeven met een waarde tussen 0 en 100%.

  • SSID

    Uniek label door draadloos LAN. Wordt vaak voorgesteld als een netwerknaam of een toegangspuntnaam.

    De SSID onderscheidt het ene draadloze LAN van andere LAN's om storingen te voorkomen.

    De printer en alle clients in een draadloos LAN moeten dezelfde SSID gebruiken om met elkaar te communiceren. De SSID kan maximaal 32 tekens lang zijn en bestaat uit alfanumerieke tekens. Er kan ook naar de SSID worden verwezen met de netwerknaam.

  • Verborgen (Stealth)

    In de modus voor verbergen, verbergt een toegangspunt zichzelf door de SSID niet uit te zenden. De client moet de SSID opgeven die is ingesteld op het toegangspunt om dit te kunnen detecteren.

  • Subnetmasker (Subnet Mask)

    Een IP-adres bestaat uit twee delen: het netwerkadres en het hostadres. Subnetmasker wordt gebruikt om het subnetmaskeradres uit het IP-adres te berekenen. Een subnetmasker wordt normaal gesproken automatisch door een toegangspunt of door een DHCP-server van de router toegewezen.

    Voorbeeld:

    IP-adres: 192.168.127.123

    Subnetmasker: 255.255.255.0

    Subnetmaskeradres: 192.168.127.0

T

  • TCP/IP

    Verzameling van communicatieprotocollen die worden gebruikt om verbinding te maken met hosts op internet of het LAN. Dit protocol maakt communicatie tussen verschillende terminals mogelijk.

  • TKIP

    Een coderingsprotocol dat wordt gebruikt door WPA/WPA2.

U

  • USB

    Seriële interface ontworpen om 'hot-swap' van apparaten mogelijk te maken door ze aan te sluiten en te verwijderen zonder het apparaat uit te schakelen.

W

  • WCN (Windows Connect Now)

    Gebruikers van Windows Vista of later kunnen de instellingen echter ook rechtstreeks ophalen via een draadloos netwerk (WCN-NET).

  • WEP/WEP-sleutel

    Een coderingsmethode die wordt gebruikt door IEEE 802.11. Gedeelde beveiligingssleutel die wordt gebruikt om gegevens te coderen en decoderen die worden verzonden via draadloze netwerken. Deze printer ondersteunt een sleutellengte van 64 bits of 128 bits, de sleutelindelingen ASCII-code en Hexadecimaal, en een sleutelnummer van 1 tot 4.

  • Wi-Fi

    Internationale instelling die het samenwerken van draadloze LAN-producten certificeert op basis van de IEEE 802.11-specificatie.

    Dit apparaat is een door Wi-Fi geautoriseerd product.

  • Draadloos LAN (Wireless LAN)

    Een netwerk dat in plaats van met fysieke snoeren, is aangesloten met een draadloze technologie zoals Wi-Fi.

  • WPA

    Beveiligingsstructuur die in October 2002 is aangekondigd door de Wi-Fi Alliance. De beveiliging is strenger dan met WEP.

    • Verificatie

      WPA bestaat uit de volgende verificatiemethoden: PSK dat kan worden gebruikt zonder een verificatieserver en WPA-802.1x waarvoor wel een verificatieserver is vereist.

      Dit apparaat ondersteunt WPA-PSK.

    • Wachtwoordzin

      Deze gecodeerde sleutel wordt gebruikt om WPA-PSK-verificatie uit te voeren.

      Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde.

  • WPA2

    Beveiligingsstructuur uitgegeven door de Wi-Fi Alliance in september 2004 als een nieuwere versie van WPA. Biedt een sterker coderingsmechanisme met Advanced Encryption Standard (AES).

    • Verificatie

      WPA2 bestaat uit de volgende verificatiemethoden: PSK dat kan worden gebruikt zonder een verificatieserver en WPA2-802.1x waarvoor wel een verificatieserver is vereist.

      Dit apparaat ondersteunt WPA2-PSK.

    • Wachtwoordzin

      Deze gecodeerde sleutel wordt gebruikt om WPA2-PSK-verificatie uit te voeren.

      Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde.

  • WPS (Wi-Fi Protected Setup)

    WPS is een norm voor het eenvoudig en veilig instellen van een draadloos netwerk.

    Voor Wi-Fi Protected Setup worden vooral de volgende twee methoden gebruikt:

    PIN-code: een verplichte instelmethode voor alle gecertificeerde WPS-apparaten.

    PBC (Push button configuration; drukknop): een drukknop op de hardware of een virtuele drukknop in de software.

Naar boven