naar hoofdtekst gaan

Het Apparaat met de toegangspuntmodus gebruiken

Door het apparaat als toegangspunt te gebruiken in een omgeving zonder draadloze router of door het apparaat tijdelijk als toegangspunt te gebruiken in een omgeving met een draadloze router, kunt u het apparaat met een extern apparaat, zoals een computer of smartphone, verbinden en vanaf dit externe apparaat afdrukken/scannen.

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de toegangspuntmodus, de naam van het toegangspunt van het apparaat en de beveiligingsinstelling moet inschakelen.

De toegangspuntmodus inschakelen

Afdrukken/scannen met de toegangspuntmodus

De toegangspuntmodus beƫindigen

De toegangspuntmodus instellen

Belangrijk

  • Voordat u het apparaat met de toegangspuntmodus gaat gebruiken, moet u de gebruiksbeperkingen bevestigen en vervolgens het apparaat in de toegangspuntmodus zetten.

    Beperkingen

  • Als u het apparaat gedurende een lange tijd met de toegangspuntmodus gebruikt, wordt het aanbevolen om de standaardtoegangspuntnaam en het standaardwachtwoord om veiligheidsredenen te wijzigen in een combinatie van cijfers en letters.

De toegangspuntmodus inschakelen

Schakel de toegangspuntmodus in volgens de onderstaande procedure.

  1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

  2. Druk op de knop Instellingen (Setup).

    Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.

  3. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk vervolgens op de knop OK.

    Het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) wordt weergegeven.

  4. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie LAN-instellingen (LAN settings) en druk vervolgens op de knop OK.

  5. Selecteer met de knoppen LINKSRECHTS de optie LAN wijzigen (Change LAN) en druk vervolgens op de knop OK.

  6. Selecteer Toegangspuntmodus (Access point mode) met de knoppen LINKSRECHTS en druk vervolgens op de knop OK.

  7. Selecteer met de knoppen LINKSRECHTS de optie Instelling starten (Start setup) en druk vervolgens op de knop OK.

    De naam van het toegangspunt wordt ingeschakeld en het apparaat kan als toegangspunt worden gebruikt.

    Opmerking

    • Als u SSID of Beveiligingprotocol (Security protocol) selecteert met de knoppen LINKSRECHTS en op de knop OK drukt, kunt u de huidige toegangspuntnaam (SSID) en de huidige beveiligingsinstelling controleren.

Afdrukken/scannen met de toegangspuntmodus

Druk af/San met de toegangspuntmodus volgens de onderstaande procedure.

  1. Hier kunt u externe apparaten zoals een computer of smartphone met het apparaat verbinden via een draadloos LAN.

    Selecteer de instellingen van het draadloze LAN met uw externe apparaat en wijs vervolgens de toegangspuntnaam (SSID) die als doelmap voor het apparaat is opgegeven toe als bestemming.

    Opmerking

    • Raadpleeg de handleiding van het apparaat voor informatie over het selecteren van instellingen van het draadloze LAN met een extern apparaat.

    • Bij een geldig WPA2-PSK-wachtwoord (AES) geldig is op het apparaat, is het opgeven van het wachtwoord vereist om het externe apparaat te verbinden met het machine via een draadloos LAN. Geef het wachtwoord op die is opgegeven voor het apparaat.

  2. Start het afdrukken of scannen vanaf een extern apparaat zoals een computer of smartphone.

    Opmerking

    • Raadpleeg de handleiding van het apparaat of de instructiehandleiding van uw toepassing voor meer informatie over afdrukken of scannen vanaf een extern apparaat zoals een computer of smartphone via een draadloos LAN.

De toegangspuntmodus beƫindigen

In omgevingen waarin het apparaat meestal via draadloos LAN met een computer is verbonden, schakelt u de draadloze LAN-verbinding van het apparaat in volgens onderstaande procedure nadat u stopt met het gebruik van het apparaat in de tijdelijke toegangspuntmodus.

  1. Druk op de knop Instellingen (Setup).

    Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.

  2. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk vervolgens op de knop OK.

    Het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) wordt weergegeven.

  3. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie LAN-instellingen (LAN settings) en druk vervolgens op de knop OK.

  4. Selecteer met de knoppen LINKSRECHTS de optie LAN wijzigen (Change LAN) en druk vervolgens op de knop OK.

  5. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie Draadloos LAN (Wireless LAN) en druk vervolgens op de knop OK.

    Als u het apparaat niet via draadloos LAN gebruikt, selecteert u LAN inactief (LAN inactive).

De toegangspuntmodus instellen

Geef de instellingen voor de toegangspuntmodus op volgens de onderstaande procedure.

  1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

  2. Druk op de knop Instellingen (Setup).

    Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.

  3. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk vervolgens op de knop OK.

    Het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) wordt weergegeven.

  4. Selecteer met de knop LINKSRECHTS de optie LAN-instellingen (LAN settings) en druk vervolgens op de knop OK.

  5. Selecteer Instelling TP-modus (AP mode settings) met de knoppen LINKSRECHTS en druk vervolgens op de knop OK.

    Het scherm voor het invoeren van de naam van het toegangspunt (SSID) wordt weergegeven.

  6. Voer de naam van het toegangspunt in (maximaal 32 tekens).

    Geef de naam van het toegangspunt op als u het apparaat als een toegangspunt gebruikt.

  7. Druk op de knop OK om de invoer van de naam te voltooien.

  8. Selecteer de beveiligingsinstelling met de knop LINKSRECHTS en druk vervolgens op de knop OK.

    WPA2-PSK (AES)

    Hiermee geeft u de beveiligingsinstelling op waarmee WPA2-PSK (AES) wordt toegepast. Ga door naar de volgende stap als het scherm voor het opgeven van het wachtwoord wordt weergegeven.

    Uitschakelen (Disable)

    Hiermee voltooit u de instellingen voor het toegangspunt zonder de beveiligingsinstelling op te geven.

  9. Voer het wachtwoord in (8 tot 10 tekens).

  10. Druk op de OK-knop om het opgeven van het wachtwoord te voltooien.

Opmerking

  • Als u de toegangspuntmodusinstelling van het apparaat wijzigt, wijzig dan ook de toegangspuntinstelling van het externe apparaat zoals een computer of smartphone.