naar hoofdtekst gaan

Kan de printer niet vinden in het netwerk

Stel in de volgende gevallen de printer nog een keer in.

  • Wanneer u een nieuwe computer of draadloze router koopt

  • Wanneer u de instellingen op uw draadloze router wijzigt

  • Wanneer de verbindingsmethode (Wi-Fi/USB) van de printer is gewijzigd

Voor meer informatie over de installatieprocedure:

In andere gevallen dan de bovenstaande:

Als de printer plotseling stopt met werken, ook al hebt u de instellingen van het apparaat of netwerk waarmee het is verbonden, niet gewijzigd, of als u de printer niet kunt vinden tijdens de instelprocedure, kunt u het probleem controleren en oplossen met behulp van Wi-Fi Connection Assistant. Nadat de situatie is verbeterd, voert u de installatie van de printer opnieuw uit.

Wi-Fi Connection Assistant is een krachtig hulpmiddel voor het oplossen van netwerkproblemen.

  1. Stap 1 De basisitems voor het netwerk controleren.

  2. Stap 2 Problemen oplossen met Wi-Fi Connection Assistant.

  3. Stap 3 Als het probleem niet kan worden opgelost met het hulpmiddel.

Stap 1: De basisitems voor het netwerk controleren.

  1. Controle 1 Controleer de voedingsstatus.

    Controleer of uw printer en het netwerkapparaat (draadloze router en dergelijke) zijn ingeschakeld.

    Als u bezig bent met een installatie, moet u deze onderbreken en controleren of de draadloze router (modem) is ingeschakeld en vervolgens controleren of de printer is ingeschakeld.

    1. Controleer of het netwerkapparaat, zoals een router, is ingeschakeld.

      Als de netwerkapparaten niet zijn ingeschakeld, schakelt u ze in. Als de netwerkapparaten zijn ingeschakeld, schakelt u deze uit en weer in.

      Het kan enige tijd duren voordat netwerkapparaten gereed zijn voor gebruik nadat ze zijn ingeschakeld.

      Ga verder zodra het netwerkapparaat, zoals een router, klaar is voor gebruik.

    2. Controleer of de printer is ingeschakeld.

      Als de printer niet is ingeschakeld, schakelt u deze in. Als de printer is ingeschakeld, schakelt u deze uit en weer in.

    Ga door zodra de controle van de voedingsstatus hierboven is voltooid.

  2. Controle 2 Controleer de netwerkverbinding van de pc.

    Als uw computer en het netwerkapparaat (draadloze router en dergelijke) volledig zijn geconfigureerd, is uw computer klaar om te worden verbonden met het netwerk.

    1. Controleer de omgeving van het netwerkapparaat (draadloze router en dergelijke).

      Maak verbinding met internet en kijk of u kunt browsen op een webpagina. Als u geen webpagina's kunt weergeven op uw computer, controleert u de instellingen voor de netwerkverbinding van de draadloze router, zoals IP-adresfiltering, MAC-adresfiltering en DHCP-functie.

      Druk de netwerkinstellingen af als u de netwerknaam (SSID) wilt controleren van de draadloze router waarmee de printer is verbonden.

      Opmerking

      • Afhankelijk van de draadloze router worden verschillende netwerknamen (SSID's) toegewezen voor de bandbreedte (2,4 GHz of 5 GHz) of het gebruik (voor pc of gameapparaat) met alfanumerieke tekens aan het eind van de netwerknaam (SSID).

      • Voor meer informatie over het controleren van de instellingen van de draadloze router raadpleegt u de instructiehandleiding van de draadloze router of neemt u contact op met de fabrikant.

      Als u een coderingssleutel gebruikt, geeft u deze op voor de netwerknaam (SSID) die u gebruikt. Zie Een coderingssleutel instellen voor meer informatie.

    2. Controleer de netwerkverbinding van de pc.

      Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer of neem contact op met de fabrikant voor de procedures.

    Zodra u de draadloze router en uw computer hebt ingesteld, configureert u de instellingen op uw computer zodanig dat u webpagina's kunt bekijken, waarbij u de informatie van de draadloze router gebruikt.

    Ga door zodra de controle van de netwerkverbinding hierboven is voltooid.

  3. Controle 3 Controleer de netwerkinstellingen van de printer.

    Voor Wi-Fi

    Controleer of het pictogram Wi-Fi ingeschakeld wordt weergegeven op het LCD-scherm.

    Als het pictogram Wi-Fi-verbindingsfout of het pictogram Installatie uitvoeren wordt weergegeven.

    Het pictogram Wi-Fi-verbindingsfout of het pictogram Installatie uitvoeren geeft aan dat de draadloze router en de printer niet zijn verbonden. Controleer de instelling van de printer. Let op de locatie van de draadloze router en de printer bij de volgende controle.

    Als alleen Wi-Fi/beraad LAN uitgeschakeld, Bedraad LAN ingeschakeld of Draadloos direct ingeschakeld wordt weergegeven

    De printer is niet ingesteld voor het gebruik van Wi-Fi.

    Selecteer in het scherm HOME > LAN-instellingen (LAN settings) > Wi-Fi in deze volgorde en selecteer Inschakelen (Enable) voor Wi-Fi inschakelen/uitschakelen (Enable/disable Wi-Fi).

    Voor bedraad LAN

    1. Controleer het netsnoer en de LAN-kabel.

      Als de printer niet kan worden gevonden in het instelscherm, moet u met behulp van de installatie van de LAN-verbinding controleren of alle netwerkapparaten zijn aangesloten op de router en de hub via LAN-kabels en of alle apparaten zijn ingeschakeld.

      • Als de LAN-kabel niet is aangesloten:

        Sluit de router, hub, computer en printer aan via LAN-kabels.

        Zorg dat de printer is ingeschakeld.

        Controleer of de printer, de router en de hub zijn ingeschakeld.

      • Als de LAN-kabel is aangesloten en de printer en het netwerkapparaat zijn uitgeschakeld:

        Schakel de printer en het netwerkapparaat in.

      • Als de LAN-kabel is aangesloten en de printer en het netwerkapparaat zijn ingeschakeld:

        Schakel ze uit en weer in.

        Opmerking

        • Sommige apparaten hebben een paar minuten nodig nadat ze zijn ingeschakeld, voordat ze klaar zijn voor gebruik. Wacht tot alle apparaten gereed zijn voordat u verder gaat.

    2. Controleer de instellingen voor bedraad LAN van de printer.

      Controleer of het pictogram Bedraad LAN ingeschakeld wordt weergegeven op het LCD-scherm van de printer.

      • Als het pictogram niet wordt weergegeven:

        De printer is niet ingesteld om bedrade communicatie te gebruiken. Schakel bedraad LAN in via de printerinstellingen.

        Selecteer LAN-instellingen (LAN settings) > Bedraad LAN (Wired LAN) in het scherm HOME en stelt Bedraad LAN in-/uitschakelen (Enable/disable Wired LAN) in op Inschakelen (Enable).

  4. Controle 4 Controleer de locatie van de draadloze router.

    Zorg dat de printer niet te ver van de draadloze router is geplaatst.

    De printer mag binnenshuis maximaal 50 meter (164 ft.) van de draadloze router staan, zonder obstakels. Zorg dat de printer dicht genoeg bij de gebruikte draadloze router is geplaatst.

    Plaats de printer en de draadloze router zodanig dat er zich geen obstakels tussen beide bevinden. Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen gebrekkig. De draadloze communicatie kan worden verhinderd door bouwmaterialen die metaal of beton bevatten. Als de printer door de aanwezigheid van een muur niet via Wi-Fi kan communiceren met de computer, zet u de printer en de computer in dezelfde ruimte.

    Als een apparaat zoals een magnetron dat radiogolven van dezelfde frequentie uitzendt als een draadloze router in de buurt staat, kant dat storingen veroorzaken. Plaats de draadloze router zo ver mogelijk van de storingsbronnen.

Stap 2: Problemen oplossen met Wi-Fi Connection Assistant.

Onderzoek en herstel de netwerkverbindingen met behulp van Wi-Fi Connection Assistant.

Download Wi-Fi Connection Assistant via de onderstaande pagina en installeer het op uw computer.

Raadpleeg het onderstaande voor het opstarten van Wi-Fi Connection Assistant.

Stap 3: Als het probleem niet kan worden opgelost met het hulpprogramma.

  1. Controle 1 Zorg dat de firewall van de software is uitgeschakeld.

    Als de firewall van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt mogelijk het bericht weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als deze waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd wordt toegestaan.

    Als u programma's gebruikt die schakelen tussen netwerkomgevingen, controleert u de instellingen ervan.

  2. Controle 2 Als de printer via een Wi-Fi is verbonden met een AirPort-basisstation, moet u alfanumerieke tekens gebruiken voor de netwerknaam (SSID). (macOS)

    Als uw netwerknaam (SSID) andere tekens dan enkel-byte alfanumerieke tekens bevat, wordt de verbinding niet correct tot stand gebracht. Wijzig de netwerknaam (SSID), zodat deze alleen alfanumerieke enkel-byte tekens bevat.

  3. Controle 3 Los netwerkproblemen op met de diagnostische functies van de printer.

    Zie hieronder.