naar hoofdtekst gaan

Kan de Printer niet vinden met het draadloos LAN

Opmerking

  1. Controle 1 Controleer de voedingsstatus van de printer en andere apparaten (draadloze router, pc, smartphone of tablet).

    Schakel de printer of apparaten in.

    Als de stroom al is ingeschakeld, schakelt u deze uit en vervolgens weer in.

  2. Controle 2 Controleer of het Wi-Fi-lampje van het bedieningspaneel brandt.

    Als het Wi-Fi-lampje niet brandt, is het draadloze LAN uitgeschakeld. Volg onderstaande procedure om het draadloze LAN in te schakelen.

    1. Houd de Wi-Fi-knop ingedrukt en laat deze los wanneer het Wi-Fi-lampje knippert.

    2. Druk op de knop Zwart (Black).

    3. Druk herhaaldelijk op de Wi-Fi-knop totdat het Netwerk (Network)-lampje gaat branden.

    4. Druk op de knop Kleur (Color) of de knop Zwart (Black) om de selectie te voltooien.

  3. Controle 3 Controleer of de installatie van de printer is voltooid.

    Zo niet, voer dan de installatie uit.

    • Voor Windows:

      Gebruik de installatie-cd-rom of volg de instructies op de Canon-website.

    • Voor Mac OS:

      Volg de instructies op de Canon-website.

  4. Controle 4 Als u de IJ Network Device Setup Utility kunt gebruiken, zoekt u nogmaals de printer. (Windows)

  5. Controle 5 Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer en de draadloze router met elkaar overeenkomen.

    Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer (zoals naam van draadloze router, SSID en netwerksleutel) overeenkomen met die van de draadloze router.

    Controleer de instellingen van de draadloze router in de bijgeleverde instructiehandleiding of neem hiervoor contact op met de fabrikant ervan.

    Als u de huidige netwerkinstellingen van de printer wilt controleren, drukt u de netwerkinstellingen af.

    Opmerking

    • Voor Windows kunt u IJ Network Device Setup Utility gebruiken om de instellingen van de printer af te stemmen op die van de draadloze router.
  6. Controle 6 Zorg dat de printer niet te ver van de draadloze router is geplaatst.

    Plaats de draadloze router en de printer zodanig dat er zich geen obstakels tussen beide bevinden. Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen gebrekkig. De draadloze communicatie kan worden verhinderd door bouwmaterialen die metaal of beton bevatten. Als de printer ten gevolge van een muur niet via een draadloos LAN kan communiceren met de computer, zet u de printer en de computer in dezelfde ruimte.

    Als een apparaat zoals een magnetron dat radiogolven van dezelfde frequentie uitzendt als een draadloze router in de buurt staat, kant dat storingen veroorzaken. Plaats de draadloze router zo ver mogelijk van de storingsbronnen.

    Opmerking

    • Hoewel aan de meeste draadloze routers een antenne is bevestigd, bevindt deze zich op sommige modellen aan de binnenkant.
  7. Controle 7 Controleer of het draadloze signaal sterk is. Controleer de signaalsterkte en verplaats de printer en de draadloze router zo nodig.

    De signaalsterkte controleren:

  8. Controle 8 Controleer of de computer is aangesloten op de draadloze router.

    Raadpleeg de instructiehandleiding bij uw computer of neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over het controleren van de computerinstellingen of verbindingsstatus.

  9. Controle 9 Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. (Windows)

  10. Controle 10 Zorg dat de firewall van de software is uitgeschakeld.

    Als de firewall van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt mogelijk het bericht weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als deze waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd wordt toegestaan.

    Als u programma's gebruikt die schakelen tussen netwerkomgevingen, controleert u de instellingen ervan. Sommige programma's gebruiken standaard een firewall.

  11. Controle 11 Als de printer via een LAN is verbonden met een AirPort-basisstation, gebruikt u alfanumerieke tekens voor de netwerk-ID (SSID). (Mac OS)

  12. Controle 12 Controleer de TCP/IP-instelling van de printer en schakel IPv6 uit.

    Als u de huidige TCP/IP-instelling wilt controleren, drukt u de netwerkinstellingen af met het bedieningspaneel.

    Als 'TCP/IPv6' is ingesteld op 'Inschakelen', is zowel IPv4 als IPv6 ingeschakeld.

    Houd de knop Stoppen (Stop) ingedrukt en laat deze los nadat het Alarm-lampje 23 maal heeft geknipperd.

    IPv6 is uitgeschakeld en alleen IPv4 is ingeschakeld.

 

Voer de installatie opnieuw uit als het probleem niet is verholpen.

  • Voor Windows:

    Gebruik de installatie-cd-rom of volg de instructies op de Canon-website.

  • Voor Mac OS:

    Volg de instructies op de Canon-website.