naar hoofdtekst gaan

Enveloppen, medicijnenenveloppen en leveringsbonnen in achterste lade plaatsen

U kunt enveloppen plaatsen in de achterste lade.

Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma.

Belangrijk

  1. Bereid het papier voor.

    • Lijn de randen van het papier uit.

      Opmerking

      • Volg de onderstaande procedures om enveloppen of medicijnenenveloppen te plaatsen.

        • Maak de stijve delen van de hoeken los. Als het papier is gekruld, houdt u de tegenoverliggende hoeken vast en buigt u deze voorzichtig in de tegengestelde richting.

        • Druk de vier hoeken en randen van het papier omlaag om deze plat te maken.

        • Als de klep van de envelop is gevouwen, maakt u deze plat.

        • Gebruik een pen om de bovenrand van de envelop in de invoerrichting plat te strijken en de vouw scherper te maken.

          Hierboven ziet u een zijaanzicht van de bovenrand van de envelop.

    Belangrijk

    • De enveloppen kunnen vastlopen in de printer als ze niet plat zijn of als de hoeken niet zijn uitgelijnd. Zorg ervoor dat het papier niet meer dan 3 mm (0,12 inch) is opgekruld of opgebold.

    • Als het papier ondanks deze instructies niet correct in de printer wordt ingevoerd, verlaagt u het aantal vellen.

  2. Open de klep van de achterste lade (A) en trek de papiersteun (B) omhoog.

  3. Verschuif de rechterpapiergeleider (C) om beide papiergeleiders te openen.

  4. Plaats het papier in de lengterichting MET DE AFDRUKZIJDE OMHOOG GERICHT.

    • Enveloppen

      Vouw de klep van de envelop en plaats de envelop in de lengterichting met de adreszijde omhoog gericht.

    • Medicijnenenveloppen

      Plaats medicijnenenveloppen verticaal met de geopende zijde naar boven.

    • Leveringsbonnen

      Plaats leveringsbonnen verticaal met de afdrukzijde naar boven.

  5. Schuif de rechterpapiergeleider tegen de zijkanten van het papier.

    Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd.

    Opmerking

    • Plaats het papier niet hoger dan de markering voor de maximumcapaciteit (D).

  6. Als het paginaformaat en het mediumtype op het aanraakscherm overeenkomen met het formaat en type van het papier in de achterste lade, selecteert u Ja (Yes).

    Als dit niet het geval is, selecteert u Wijzigen (Change) om de instellingen te wijzigen op basis van het formaat en type van het geplaatste papier.

    Opmerking

    • Als u een medicijnenenvelop plaatst, selecteert u Medicijnenenvelop (Medicine Envelope) als mediumtype.

    • Als u een leveringsbon plaatst, selecteert u Leveringsbon (Delivery Slip) als mediumtype.

  7. Trek een papieruitvoerlade (E) uit.

Opmerking

  • Afhankelijk van het gebruikte papier kan de inkt op het bedrukte oppervlak van bedrukt materiaal loskomen of vegen wanneer deze direct na het afdrukken wordt aangeraakt. Als dit gebeurt, gebruikt u de inktreductiefunctie in de afdrukinstellingen om het inktvolume te verlagen.

  • Om onjuiste afdrukken te voorkomen, biedt deze printer een functie die detecteert of de instellingen voor het papier in de achterste lade, overeenkomen met de papierinstellingen. Selecteer de afdrukinstellingen in overeenstemming met de papierinstellingen voordat u gaat afdrukken.

Verwante informatie