In deze modus kunt u geavanceerde scaninstellingen opgeven, zoals de kleurenmodus, uitvoerresolutie, helderheid van de afbeelding en kleurtint.
In dit gedeelte worden instellingen en functies beschreven die beschikbaar zijn op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode).
Bij het scannen vanuit de ADF (automatische documentinvoer) worden de documenten gescand zonder eerst een voorbeeld weer te geven.
(1) Knoppen voor instellingen en bewerkingen
(2) Werkbalk
(3) Voorbeeldgebied
De items die worden weergegeven, kunnen per documenttype en weergave verschillen.
Voorkeursinstellingen (Favorite Settings)
U kunt een groep instellingen (instellingen voor invoer of uitvoer, instellingen voor afbeeldingen en knoppen voor kleuraanpassing) een naam geven en opslaan op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode). Vervolgens kunt u deze instellingen laden wanneer u ze nodig hebt. Als u een groep instellingen vaak gebruikt, is het handig deze op te slaan. U kunt hiermee ook de standaardinstellingen opnieuw laden.
Selecteer Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) in het keuzemenu om het dialoogvenster Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen (Add/Delete Favorite Settings) te openen.
Voer Naam instelling (Setting Name) in en klik op Toevoegen (Add). De naam wordt weergegeven in Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite Settings List).
Wanneer u op Opslaan (Save) klikt, wordt het item weergegeven in de lijst Voorkeursinstellingen (Favorite Settings) en kan het worden geselecteerd, samen met de vooraf gedefinieerde items.
Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het item in de Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite Settings List) en klikt u op Verwijderen (Delete). Klik op Opslaan (Save) om de instellingen op te slaan die worden weergegeven in de Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite Settings List).
U kunt Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) instellen in Voorkeursinstellingen (Favorite Settings) nadat het voorbeeld is weergegeven.
U kunt maximaal 10 items opslaan.
Instellingen voor invoer (Input Settings)
Geef de instellingen voor invoer op, zoals het documenttype en -formaat.
Instellingen voor uitvoer (Output Settings)
Geef de instellingen voor uitvoer op, zoals de uitvoerresolutie en het formaat.
Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)
Hier kunt u diverse functies voor afbeeldingscorrectie in- of uitschakelen.
Knoppen voor kleuraanpassing
U kunt fijne correcties aanbrengen in de helderheid en kleurtonen van de afbeelding, waaronder aanpassingen in de algehele helderheid of het contrast van de afbeelding en wijzigingen in de waarden voor lichte en schaduwgebieden (histogram) of de balans (tintcurve).
In-/uitzoomen (Zoom)
Hiermee kunt u inzoomen op een kader, of op de afbeelding in het gebied dat is opgegeven met een bijsnijdkader (scangebied). Wanneer is ingezoomd, verandert In-/uitzoomen (Zoom) in Ongedaan maken (Undo). Klik op Ongedaan maken (Undo) om terug te keren naar de weergave op de oorspronkelijke grootte.
Wanneer meerdere afbeeldingen in de miniatuurweergave worden weergegeven, klikt u op deze knop om in te zoomen op het geselecteerde frame. Klik op (volgend/vorig kader) onder aan het scherm om het vorige of volgende kader weer te geven.
U kunt ook op een afbeelding inzoomen door op het kader te dubbelklikken. Dubbelklik opnieuw op het kader om terug te keren naar de weergave op de oorspronkelijke grootte.
Hiermee scant u de afbeelding in het gebied dat is opgegeven met een bijsnijdkader opnieuw met een sterkere vergroting.
Met In-/uitzoomen (Zoom) wordt het document opnieuw gescand en wordt er in het voorbeeld een afbeelding met een hoge resolutie weergegeven.
(Vergroten/Verkleinen) op de werkbalk biedt u de mogelijkheid snel in of uit te zoomen op de voorbeeldafbeelding. De resolutie van de afbeelding die wordt weergegeven, is echter laag.
Voorbeeld (Preview)
Een proefscan uitvoeren.
Scannen (Scan)
Start met scannen.
Wanneer het scannen begint, wordt de voortgang weergegeven. Klik op Annuleren (Cancel) om de scan te annuleren.
Wanneer het scannen is voltooid, wordt er mogelijk een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd de volgende actie te selecteren. Volg de aanwijzingen om te voltooien. Raadpleeg Status van het dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) in 'Tabblad Scannen' (dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)) voor meer informatie.
De verwerking van afbeeldingen kan enige tijd in beslag nemen als het totale formaat van de gescande afbeeldingen een bepaalde grootte overschrijdt. In dat geval wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven; het wordt aanbevolen de totale grootte te beperken. Voer een scan uit in de volledige afbeeldingsweergave om door te gaan.
Voorkeuren... (Preferences...)
Hiermee opent u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences), waarin u instellingen voor scannen en voorbeeld kunt opgeven.
Sluiten (Close)
Hiermee sluit u ScanGear (scannerstuurprogramma).
Werkbalk
U kunt voorbeeldafbeeldingen aanpassen of roteren. De knoppen die worden weergegeven op de werkbalk, verschillen per weergave.
(Miniatuur) / (Hele afbeelding)
Hiermee wordt geschakeld tussen weergaven in het voorbeeldgebied.
(Wissen)
Hiermee kunt u de voorbeeldafbeelding uit het voorbeeldgebied verwijderen.
Hiermee worden ook de instellingen die met de werkbalk en kleuraanpassing zijn gemaakt, ingesteld op de standaardwaarden.
(Bijsnijden)
Hiermee kunt u het scangebied bepalen door met de muis te slepen.
(Afbeelding verplaatsen)
Wanneer een in het voorbeeldgebied vergrootte afbeelding niet op het scherm past, kunt u hiermee de afbeelding slepen totdat het deel dat u wilt zien, wordt weergegeven. U kunt de afbeelding ook verplaatsen met de schuifbalken.
(Vergroten/verkleinen)
Hiermee kunt u inzoomen op het voorbeeldgebied door op de afbeelding te klikken. Klik met de rechtermuisknop op de afbeelding om uit te zoomen.
(Linksom roteren)
De voorbeeldafbeelding wordt 90 graden tegen de klok in gedraaid.
- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.
- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.
(Rechtsom roteren)
De afbeelding wordt 90 graden met de klok mee gedraaid.
- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.
- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.
(Automatisch bijsnijden)
Het bijsnijdkader weergeven en automatisch aanpassen aan de grootte van het document dat wordt weergegeven in het voorbeeldgebied. Het scangebied wordt verkleind telkens wanneer u op deze knop klikt als er in het bijsnijdkader bijsnijdgebieden zijn.
(Alle kaders selecteren)
Beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.
De selectievakjes van de afbeelding in de miniaturenweergave worden ingeschakeld.
(Selectie alle kaders opheffen)
Beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.
De selectievakjes van de afbeelding in de miniaturenweergave worden uitgeschakeld.
(Alle kaders selecteren)
Beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.
Hiermee kunt u de afbeeldingen in de miniaturenweergave selecteren en met een blauw kader omlijnen.
(Alle bijsnijdkaders selecteren)
Beschikbaar wanneer er twee of meer bijsnijdkaders zijn opgegeven.
Hiermee verandert u de bijsnijdkaders in dikke onderbroken lijnen en worden de instellingen toegepast op alle bijsnijdkaders.
(Bijsnijdkader verwijderen)
Hiermee verwijdert u het geselecteerde bijsnijdkader.
(Informatie)
Hier worden de versie van ScanGear en de huidige scaninstellingen (zoals documenttype) weergegeven.
(Handleiding openen)
Opent deze pagina.
Voorbeeldgebied
Hier wordt een testafbeelding weergegeven nadat u op Voorbeeld (Preview) hebt geklikt. U kunt ook de resultaten controleren van de instellingen (afbeeldingscorrecties, kleuraanpassingen en dergelijke) die zijn geconfigureerd in 'Knoppen voor instellingen en bewerkingen'.
Bijsnijdkaders worden aangegeven op basis van de grootte van het document en miniaturen van gescande afbeeldingen worden weergegeven. Alleen afbeeldingen waarvoor het selectievakje is ingeschakeld, worden gescand.
Als er van meerdere afbeeldingen een voorbeeld wordt weergegeven, worden verschillende selectiestatussen met verschillende randen aangeduid.
Kader met focus (dikke blauwe rand): de weergegeven instellingen worden toegepast.
Geselecteerd kader (dunne blauwe rand): de instellingen worden gelijktijdig toegepast op het kader met focus en het geselecteerde kader. U kunt meerdere afbeeldingen selecteren door de Ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u ze selecteert.
Niet geselecteerd (geen rand): de instellingen worden niet toegepast.
De items op de glasplaat worden gescand en als één afbeelding weergegeven. Alle gedeelten binnen de bijsnijdkaders worden gescand.
U kunt het bijsnijdkader opgeven in de weergegeven afbeelding. U kunt in de miniaturenweergave maar één bijsnijdkader per afbeelding maken. In de volledige afbeeldingsweergave kunt u meerdere bijsnijdkaders maken.
Naar boven |