naar hoofdtekst gaan

Een gedeelde printer instellen

Stel het delen van het printerstuurprogramma in op de afdrukserver. Stel vervolgens de verbinding met de afdrukserver in vanaf de client.

  1. Installeer het printerstuurprogramma op het afdrukserversysteem

  2. Het venster Apparaten en printers (Devices and Printers) weergegeven

    Selecteer Configuratiescherm (Control Panel) -> Hardware en geluiden (Hardware and Sound) (Hardware) -> Apparaten en printers (Devices and Printers).
    Het venster Apparaten en printers (Devices and Printers) wordt weergegeven.

  3. Klik op het pictogram van het printermodel dat moet worden gedeeld

    Druk op de Alt-toets en selecteer in het weergegeven menu Bestand (File) het tabblad Printereigenschappen (Printer properties) -> Delen (Sharing).

    Belangrijk

    • Wanneer u de software opstart en een installatie uitvoert of iets verwijdert, wordt er mogelijk een bevestigings- of waarschuwingsvenster weergegeven.
      Dit dialoogvenster verschijnt wanneer beheerdersrechten zijn vereist voor het uitvoeren van een taak.
      Als u bent aangemeld bij een beheerdersaccount, klikt u op Ja (Yes) (of Doorgaan (Continue) of Toestaan (Allow)) om door te gaan.
      Voor sommige toepassingen is een beheerdersaccount vereist om door te gaan. In dat geval schakelt u over naar een beheerdersaccount en start u de bewerking opnieuw.
  4. Stel delen in

    Selecteer Deze printer delen (Share this printer) op het tabblad Delen (Sharing), stel zo nodig de gedeelde naam in en klik daarna op OK.

  5. Als de afdrukserver en de client verschillende architecturen hebben (32 bits of 64 bits), installeert u een extra stuurprogramma

    1. Geef het venster Apparaten en printers (Devices and Printers), Printers of Printers en faxapparaten (Printers and Faxes) weer.

    2. Selecteer het printerpictogram, klik op Eigenschappen van afdrukserver (Print server properties) en selecteer het tabblad Stuurprogramma's (Drivers).

    3. Klik op Toevoegen... (Add...).

    4. Klik in het venster Wizard Printerstuurprogramma toevoegen (Add Printer Driver Wizard) op Volgende (Next).

    5. Als de afdrukserver een 32-bits architectuur heeft, selecteert u x64. Als de afdrukserver een 64-bits architectuur heeft, selecteert u x86. Klik daarna op Volgende (Next).

    6. Klik op Onderdelen toevoegen/verwijderen... (Have Disk...).

    7. Open in het venster Installeren vanaf schijf (Install From Disk) de map met het gedownloade printerstuurprogramma, geef het 'inf'-bestand op en klik op OK.

      Opmerking

      • Als de afdrukserver 32-bits is, geeft u deze op als "xxxxxxx3.INF". Als het 64-bits is, geeft u het op als "xxxxxxx6.INF".
    8. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op Volgende (Next).

      Opmerking

      • Als er een foutbericht wordt weergegeven, selecteert u de andere printer.
    9. Klik op Voltooien (Finish)

    Het instellen van het afdrukserversysteem voltooid. Vervolgens stelt u de clientsystemen in.

  6. Open Verkenner op de client en dubbelklik op het pictogram van de printer die u wilt delen

  7. Volg de aanwijzingen en installeer het printerstuurprogramma

    De installatie van het clientsysteem is voltooid.
    Als u de installatie op een andere client uitvoert, volgt u dezelfde stappen 6 en 7.