naar hoofdtekst gaan

Beperkingen bij het delen van printers

Vervang bij het lezen van deze informatie 'Canon IJ-afdrukvoorbeeld' door 'Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld' als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt.

Bij het gebruik van een printer in een netwerk gelden bepaalde beperkingen. Lees de beperkingen voor de omgeving waarin u werkt.

Beperking bij het instellen van het delen van printers

  • Als om 'ntprint.inf' wordt gevraagd wanneer u het stuurprogramma installeert via Printer toevoegen (Add Printer), geeft u het bestand als volgt op:
    1. Start Verkenner op de afdrukserver en op de client met de andere architectuur, plak het volgende pad in de adresbalk en druk op Enter op het toetsenbord:
      %windir%\system32\driverstore\
    2. Klik met de rechtermuisknop op de map FileRepository en klik op Eigenschappen (Properties).
    3. Klik op Delen (Share) op het tabblad Delen (Sharing).
    4. In het berichtvenster dat wordt weergegeven op de afdrukserver geeft u 'ntprint.inf_xxxxxxxx' op in de map die is gedeeld in stap 3 en klikt u op OK.
      Als er meerdere exemplaren zijn, selecteert u het bestand met de meest recente datum en tijd.
  • Als de afdrukserver de 32-bits versie van Windows XP gebruikt en u een 64-bits stuurprogramma installeert, kan de installatie mislukken als het 32-bits inf-bestand niet wordt verwijderd uit de map met het stuurprogrammapakket.

Beperkingen bij het delen en gebruiken van een printer

  • Er kan een bericht worden weergegeven dat het afdrukken is voltooid. Als u wilt dat het bericht niet meer wordt weergegeven, volgt u de onderstaande procedure.
    • Als u Windows 8.1, Windows 8, Windows Server 2012 R2 of Windows Server 2012 gebruikt:

      Selecteer in het venster Apparaten en printers (Devices and Printers) op het clientsysteem de gewenste printer in de lijst Printers en klik op Eigenschappen van afdrukserver (Print server properties) op de opdrachtbalk.
      Schakel Informatieve meldingen voor netwerkprinters weergeven (Show informational notifications for network printers) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.
    • Als u Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt:

      Selecteer in het venster Apparaten en printers (Devices and Printers) op het clientsysteem de gewenste printer in de lijst Printers en faxapparaten (Printers and Faxes) en klik op Eigenschappen van afdrukserver (Print server properties) op de opdrachtbalk.
      Schakel Informatieve meldingen voor netwerkprinters weergeven (Show informational notifications for network printers) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.
    • Als u Windows Vista gebruikt:

      Druk op de Alt-toets in het venster Printers op het clientsysteem en klik op Als administrator uitvoeren (Run as administrator) -> Eigenschappen van server... (Server Properties...) in het menu Bestand (File).
      Schakel Informatieve meldingen voor netwerkprinters weergeven (Show informational notifications for network printers) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.
    • Als u Windows Server 2008 gebruikt:

      Klik in het venster Printers op het clientsysteem op Eigenschappen van server... (Server Properties...) in het menu Bestand (File).
      Schakel Informatieve meldingen voor netwerkprinters weergeven (Show informational notifications for network printers) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.
    • Als u Windows XP, Windows Server 2003 R2 of Windows Server 2003 gebruikt:

      Klik in het venster Printers en faxapparaten (Printers and Faxes) op het afdrukserversysteem op Eigenschappen van server (Server Properties) in het menu Bestand (File).
      Schakel Waarschuwing geven als er externe documenten worden afgedrukt (Notify when remote documents are printed) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.
  • De functie voor bidirectionele communicatie is uitgeschakeld en de juiste printerstatus wordt wellicht niet herkend.
    Als de clientgebruiker de eigenschappen van het printerstuurprogramma opent en op OK klikt terwijl het selectievakje Bidirectionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) op het tabblad Poorten (Ports) is uitgeschakeld, wordt de functie voor bidirectionele communicatie op de afdrukserver mogelijk ook uitgeschakeld.
    Controleer in dit geval of het selectievakje Bidirectionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) is ingeschakeld op het afdrukserversysteem en het clientsysteem.
  • Als u afdrukt vanaf een clientsysteem, kunt u het Canon IJ-afdrukvoorbeeld niet gebruiken.
  • Als de functies op het tabblad Onderhoud (Maintenance) niet goed kunnen worden ingesteld vanaf een clientsysteem, zijn deze functies mogelijk niet voor selectie beschikbaar. Wijzig de instellingen in dit geval vanaf de afdrukserver.
    Als u de instellingen van de afdrukserver wijzigt, moet u het pictogram van de gedeelde printer verwijderen van het clientsysteem en de gedeelde instellingen opnieuw opgeven in het clientsysteem.
  • Als het stuurprogramma dat op de afdrukserver is geïnstalleerd, ook wordt geïnstalleerd op de client, kan het pictogram voor de netwerkprinter mogelijk automatisch worden gemaakt.
  • Als er een fout optreedt wanneer u een document vanaf een client afdrukt op een gedeelde printer, wordt het foutbericht van de Canon IJ-statusmonitor zowel op de client als op de afdrukserver weergegeven. Als een document normaal wordt afgedrukt, wordt de Canon IJ-statusmonitor alleen op de client weergegeven.