naar hoofdtekst gaan

Statuscodes

Als u de netwerkinstellingen afdrukt, kunt u de statuscodes (2-2. Result Codes) controleren. De statuscodes geven aan wat de huidige verbindingsstatus van het netwerk is.

Controleer de statuscode en neem de passende tegenmaatregelen.

Weergegeven statuscode

C-0

C-1

C-2

C-3

C-4

C-5

C-7

C-8

C-9

C-10

C-11

Netwerkstatus en wat te doen

Statuscode Netwerkstatus Wat te doen
C-0

Normaal verbonden.

Als u niet kunt afdrukken, raadpleegt u 1 bij Wat te doen.

  1. Als u niet kunt afdrukken, bekijkt u onderstaande items:

    • of de computer is verbonden met Wi-Fi
    • of de firewall van uw beveiligingssoftware is ingeschakeld
    • of een privacyseparator, SSID-separator of netwerkseparator is ingeschakeld op uw draadloze router

      Is een van bovenstaande items ingeschakeld, moet u het vóór de setup uitschakelen.

    • of de netwerknaam (SSID) van de printer (zie "3-2-6" van de afdruk met netwerkinstellingen) overeenkomt met die van de router waarmee verbinding wordt gemaakt
  2. Als u de netwerkverbindingsmethode (bekabeld/draadloos) wilt wijzigen, wijzigt u deze in het scherm met netwerkinstellingen van de printer.
  3. Opmerking

    • Het kan helpen om de bandstuurfunctie (die de juiste frequentieband bepaalt om verbinding mee te maken wanneer het aantal verbonden apparaten toeneemt en de 2,4 GHz en 5 GHz frequentiebanden overbelast raken) uit te schakelen in de instellingen van de draadloze router.

    • Als voor 2,4 GHz en 5 GHz dezelfde SSID is ingesteld, kunt u mogelijk verbinding maken als u deze in andere SSID's wijzigt.

    • Als uw printer geen 5 GHz-verbinding ondersteunt, moet op de draadloze router 2,4 GHz zijn ingeschakeld.

    • Als u geen verbinding kunt maken met het netwerk, gebruik dan een USB-aansluiting.

C-1

Draadloos LAN is uitgeschakeld op de printer.

Voer de printersetup uit volgens de instructies in de handleiding.

C-2

Bedrade LAN-verbinding is uitgeschakeld.

  • Controleer of de printer met de LAN-kabel op de router is aangesloten.

    Als de LAN-kabel los zit, sluit u de kabel goed aan.

    Als de LAN-kabel is aangesloten op de WAN-zijde van de router, sluit de kabel aan op de LAN-zijde van de router.

  • Controleer of de netwerkapparaten (zoals hub en router) zijn aangezet.

C-3

Er is geen IP-adres toegewezen.

  • Als u het IP-adres van de printer automatisch opgeeft, moet u DHCP op de router inschakelen.

  • Als u het IP-adres van de printer handmatig opgeeft, is het adres uitgeschakeld omdat het buiten de geldige waarde ligt. Stel dat u (0.0.0.0) hebt opgegeven als IP-adres.

    Geef het geldige IP-adres op.

C-4

De standaardgateway is niet opgegeven.

Controleer onderstaande onderdelen om te communiceren door routers te hoppen (bijvoorbeeld via een cloud-toepassing).

  • Zorg ervoor dat het apparaat dat als standaardgateway is opgegeven, is aangezet.

  • Geef het juiste standaardgateway-adres op.

    Druk de netwerkinstellingen af als u de standaardgateway wilt controleren.

    Opmerking

    • Bij sommige printers kunt u de standaardgateway op het bedieningspaneel weergeven.
C-5

Kan geen verbinding maken met het opgegeven netwerk.

Controleer de status van printer, netwerkapparaten (bijvoorbeeld draadloze router) of smartphone/tablet.

  • Zet deze aan als ze uit staan.
  • Controleer of het draadloze signaal sterk is.

    Houd de signaalstatus in de gaten en verplaats de printer en draadloze router indien nodig.

  • Het kan zijn dat u de beveiligingssleutel van de draadloze router niet goed hebt overgenomen.

    De beveiligingssleutel is hoofdlettergevoelig.

    Voer de juiste beveiligingssleutel in.

C-7

Controleer of het draadloze signaal sterk is.

  • Zorg dat de printer niet te ver van de draadloze router is geplaatst.

  • Houd de signaalstatus in de gaten en verplaats de printer en draadloze router indien nodig.

C-8

Het maximale aantal verbonden clients is bereikt.

  • Bij Draadloos direct kunnen maximaal 5 apparaten worden verbonden.

    Als u een ander apparaat wilt verbinden, moet u eerst de verbinding verbreken met een apparaat dat u niet meer gebruikt.

C-9

De signaal-ruisverhouding is laag.

Er is veel ruis afkomstig van andere apparaten.

Plaats de printer uit de buurt van andere apparaten.

C-10

Er is een link-local adres toegewezen.

  • Voer de printersetup opnieuw uit.
  • Het kan zijn dat u de beveiligingssleutel van de draadloze router niet goed hebt overgenomen.

    De beveiligingssleutel is hoofdlettergevoelig.

    Voer de juiste beveiligingssleutel in.

C-11

De opgegeven netwerknaam (SSID) heeft nog steeds de standaardwaarde.

De netwerknaam (SSID) is niet opgegeven.

Voer de netwerknaam (SSID) in voor de bestemming.