naar hoofdtekst gaan

Normaal papier/fotopapier plaatsen

U kunt normaal papier of fotopapier plaatsen.

Belangrijk

  • Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch), kan het papier vastlopen.

Opmerking

  • Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.

    Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over origineel Canon-papier.

  • U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.
  • Zie Mediumtypen die u kunt gebruiken voor het paginaformaat en het papiergewicht dat u kunt gebruiken voor deze printer.
  • Raadpleeg Enveloppen plaatsen voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen.
  1. Bereid het papier voor.

    Lijn de randen van het papier uit. Als de randen van het papier zijn omgekruld, maakt u deze plat.

    Opmerking

    • Lijn de randen van het papier netjes uit voordat u het papier plaatst. Als u dit niet doet, kan het papier vastlopen.
    • Als het papier gekruld is, buigt u de gekrulde hoeken in de tegenovergestelde richting naar elkaar toe totdat het papier plat is.

      Zie "Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw." in Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen voor meer informatie over het herstellen van gekruld papier.

  2. Open de klep van de achterste lade (A).

    De klep van papieruitvoersleuf wordt automatisch geopend.

  3. Trek de papiersteun (B) uit totdat de pijl () samenvalt met de pijl ().

  4. Schuif de papiergeleider (C) naar links en plaats het papier tegen de rechterkant (D) van de achterste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR U TOE GERICHT.

  5. Verschuif de papiergeleider (C) om deze uit te lijnen met de papierstapel.

    Schuif de papiergeleider niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd.

    Belangrijk

    • Plaats het papier altijd in de lengterichting (E). Wanneer u papier in de breedterichting plaatst (F), kan het papier vastlopen.

    Opmerking

    • Als papier een afdrukzijde (voor- of achterzijde) heeft, zoals fotopapier, plaatst u dit met de wittere (of glanzende) zijde naar u toe gericht.
    • Zorg dat de papierstapel lager is dan de tab (G) van de papiergeleider.

  6. Schuif de hendel voor papierdikte (H) naar rechts.

    Opmerking

    • Als de hoeken of randen van het papier vlekken vertonen, schuift u de hendel voor papierdikte naar links en probeert u het opnieuw. Hiermee wordt de afdrukkwaliteit mogelijk verbeterd. Schuif de hendel voor papierdikte weer naar rechts als u klaar bent met afdrukken.

Opmerking

  • Wanneer u afdrukt, selecteert u het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.