S106

Omgaan met papier

 Zorg bij het hanteren van alle soorten papier dat u niet over het oppervlak wrijft of krast.

 Houd het papier zo dicht mogelijk bij de rand vast en probeer het afdrukoppervlak niet aan te raken. De afdrukkwaliteit kan achteruit gaan als het afdrukoppervlak wordt besmeurd met zweet of vet afkomstig van uw handen.

 Raak het afdrukoppervlak niet aan totdat de inkt is opgedroogd. Zelfs als de inkt droog is, moet u proberen om het afdrukoppervlak bij het hanteren zo min mogelijk aan te raken . Vanwege de eigenschappen van de pigmentinkt verwijdert u de inkt van het gedrukte oppervlak wanneer u hierover wrijft of krast.

 Neem alleen het benodigde aantal vellen papier uit de verpakking, vlak voordat u gaat afdrukken.

 Wanneer u niet afdrukt, verwijdert u niet-gebruikt papier uit de achterste lade, stopt u dat terug in het pak en legt u het ergens vlak neer om te voorkomen dat het gaat omkrullen. Vermijd bij het opslaan bovendien hitte, vochtigheid en rechtstreeks zonlicht.

Afdrukken op fotopapier

Als u afdrukt bij een lage temperatuur of luchtvochtigheid, kan statische elektriciteit ertoe leiden dat er inktpuntjes in de marges van het papier terechtkomen.

U voorkomt dit door fotopapier te gebruiken bij een temperatuur van 20 °C (68 °F) of hoger met een luchtvochtigheid van 20% of meer. Als de temperatuur lager is dan 20 °C (68 °F), wordt het aanbevolen fotopapier te gebruiken bij een luchtvochtigheid van 40% of meer.

Naar boven