Zorg dat de LAN-kabel is aangesloten.
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controleer of de printer is ingeschakeld
Controleer of de router is ingeschakeld.
Schakel het apparaat of het netwerkapparaat in.
Nadat u het apparaat of het netwerkapparaat hebt ingeschakeld, kan het enige tijd duren totdat ze gereed zijn voor gebruik. Klik enige tijd nadat u het apparaat of het netwerkapparaat hebt ingeschakeld op Opnieuw detecteren (Redetect) in het venster Printerinstellingen controleren (Check Printer Settings).
Wanneer het apparaat wordt gedetecteerd, volgt u de aanwijzingen op het scherm om door te gaan met het instellen van de netwerkcommunicatie.
Als het apparaat en het netwerkapparaat zijn ingeschakeld of als het apparaat niet kan worden gedetecteerd nadat u hebt geklikt op Opnieuw detecteren (Redetect), gaat u naar controle 2.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 2
Naar boven |