S101

Enveloppen plaatsen

U kunt DL-enveloppen en COM10-enveloppen plaatsen.

Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma.

 Belangrijk

 Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.

 De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. Deze kunnen in het apparaat vast blijven zitten of ertoe leiden dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.

- Enveloppen met een reliƫf of een behandeld oppervlak

- Enveloppen met een dubbele klep

- Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken

  1. Bereid enveloppen voor.

 Druk de hoeken en randen van de enveloppen omlaag om deze zo plat mogelijk te maken.

 Als de enveloppen gekruld zijn, houdt u de tegenoverliggende hoeken vast en buigt u deze voorzichtig in de tegengestelde richting.

 Als de klep van de envelop is gevouwen, maakt u deze plat.

 Gebruik een pen om de bovenrand van de envelop in de invoerrichting plat te strijken en de vouw scherper te maken.

Hierboven ziet u een zijaanzicht van de bovenrand van de envelop.

 Belangrijk

 De enveloppen kunnen vastlopen in het apparaat als ze niet plat zijn of als de hoeken niet zijn uitgelijnd. Zorg ervoor dat het papier niet meer dan 3 mm (0,1 inch) is opgekruld of opgebold.

  1. Plaats enveloppen.

(1) Open voorzichtig de voorste lade.

(2) Houd de rechtertab van de voorste lade vast om de invoer eruit te trekken totdat deze stopt.

(3) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open te schuiven.

(4) Plaats de enveloppen in het midden van de invoer MET DE ADRESZIJDE NAAR BENEDEN.

De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde.

(B) Achterzijde

(C) Adreszijde


Duw de enveloppen helemaal tegen de achterzijde van de invoer.

Er kunnen maximaal 5 enveloppen tegelijk worden geplaatst.

(5) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide zijden van de enveloppen te schuiven.

Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen de enveloppen. De enveloppen worden dan misschien niet goed ingevoerd.

 Opmerking

 Plaats de enveloppen niet hoger dan de markering maximumcapaciteit (D).

 Zorg dat de stapel enveloppen lager is dan de tabs (E) van de papiergeleiders.

(6) Houd de rechtertab van de voorste lade vast en duw de invoer terug totdat de pijl () op de voorste lade samenvalt met de pijl () op het apparaat.

  1. Open de papieruitvoerlade.

(1) Trek de papiersteun (F) uit en open vervolgens het verlengstuk van de uitvoerlade (G).

(2) Open de papieruitvoerlade (H) voorzichtig en trek vervolgens de papieruitvoersteun (I) uit.

 Belangrijk

 Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het apparaat niet beginnen met afdrukken.

 Opmerking

Nadat u enveloppen hebt geplaatst

 Selecteer het formaat en type van de geplaatste enveloppen in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.

Naar boven