naar hoofdtekst gaan

Normaal papier plaatsen

U kunt normaal papier plaatsen.

Bekijk de film

Belangrijk

  • Als u normaal papier voor een proefafdruk in een formaat van 13 x 18 cm (5 x 7 inch) of kleiner knipt, kan dit papierstoringen veroorzaken.

Opmerking

  • U kunt normaal kopieerpapier of Canon Red Label Superior WOP111/Canon Océ Office Colour Paper SAT213 gebruiken.

    Zie Ondersteunde mediumtypen voor het paginaformaat en het papiergewicht dat u kunt gebruiken voor deze printer.

  1. Bereid het papier voor.

    Lijn de randen van het papier uit. Als de randen van het papier zijn omgekruld, maakt u deze plat.

    Opmerking

    • Lijn de randen van het papier netjes uit voordat u het papier plaatst. Als u dit niet doet, kan het papier vastlopen.

    • Als het papier gekruld is, buigt u de gekrulde hoeken in de tegenovergestelde richting naar elkaar toe totdat het papier plat is.

      Zie Controle 3 in Papier vertoont vlekken / Papieroppervlak vertoont krassen voor meer informatie over het herstellen van gekruld papier.

  2. Open voorzichtig de voorklep (A).

    De papieruitvoerlade (B) wordt geopend.

  3. Pak het handgreeponderdeel van de voorklep vast en trek de cassette zo ver mogelijk naar buiten.

  4. Gebruik de rechter papiergeleider (C) om beide papiergeleiders helemaal open te schuiven.

  5. Plaats de papierstapel in de lengterichting MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN in het midden van de cassette.

    Duw de papierstapel helemaal tegen de achterzijde van de cassette.

    * In de bovenstaande afbeelding ziet u de printer met de papieruitvoerlade omhoog.

    Belangrijk

    • Plaats papier altijd in de lengterichting (D). Wanneer u papier in de breedterichting plaatst (E), kan het papier vastlopen.

  6. Verschuif de rechter papiergeleider (C) om de papiergeleiders tegen beide zijden van de papierstapel te schuiven.

    Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd.

    * In de bovenstaande afbeelding ziet u de printer met de papieruitvoerlade omhoog.

    Opmerking

    • Plaats het papier niet hoger dan de markering voor de maximumcapaciteit (F).

    • Zorg dat de papierstapel lager is dan de tabs (G) van de papiergeleiders.

      * In de bovenstaande afbeelding ziet u de printer met de papieruitvoerlade omhoog.

  7. Pak de rechter- en linkerkant van de voorklep vast en duw de cassette terug totdat de pijl () op de voorklep samenvalt met de rand van de printer.

    Nadat u de cassette correct hebt teruggeduwd, wordt het registratiescherm voor papiergegevens weergegeven op het LCD-scherm.

  8. Druk op de knop OK.

  9. Gebruik de knop links of rechts om het formaat van het geplaatste papier in de cassette te selecteren en druk daarna op de knop OK.

    Opmerking

    • Een (sterretje) op het LCD-scherm geeft de huidige instelling aan.

  10. Gebruik de knop links rechts om Norm. papier (Plain paper) te selecteren en druk daarna op de knop OK.

    Volg de aanwijzingen van meldingen op het scherm om de papiergegevens op te slaan.

  11. Trek de papieruitvoersteun (H) uit en sluit vervolgens de papieruitvoerlade.

  12. Open het verlengstuk van de uitvoerlade (I).

Opmerking

  • Er zijn verschillende soorten papier, zoals papier met een speciale coating waarop foto’s met een optimale kwaliteit kunnen worden afgedrukt en papier dat geschikt is voor documenten. Voor elk mediumtype zijn er vooraf gedefinieerde instellingen (de manier waarop inkt wordt gebruikt en gespoten, de afstand vanaf de spuitopeningen enz.), waarmee u afdrukken met een optimale beeldkwaliteit op dat mediumtype kunt maken. Onjuiste papierinstellingen kunnen ook leiden tot afdrukkleuren van slechte kwaliteit of tot krassen op de afdruk. Als de afdruk vlekken of ongelijkmatige kleuren vertoont, verhoogt u de instelling voor de afdrukkwaliteit en probeert u het opnieuw.

  • Om onjuiste afdrukken te voorkomen, biedt deze printer een functie die detecteert of de gegevens die zijn ingesteld voor het geplaatste papier, overeenkomen met de papierinstellingen. Selecteer de papierinstellingen in overeenstemming met de papiergegevens voordat u gaat afdrukken. Als deze functie is ingeschakeld, wordt een foutbericht weergegeven als deze instellingen niet overeenkomen om zo onjuiste afdrukken te voorkomen. Als dit foutbericht wordt weergegeven, controleert en corrigeert u de papierinstellingen.