naar hoofdtekst gaan

Kan de printer niet vinden via Wi-Fi

  1. Controle 1 Zorg dat de printer is ingeschakeld.

    Als dit niet het geval is, controleert u of het netsnoer goed is aangesloten en de batterij goed is geplaatst en drukt u op de knop AAN (ON) om de printer in te schakelen.

  2. Controle 2 Controleer het pictogram op het LCD-scherm.

    Het pictogram wordt weergegeven op het LCD-scherm.

    Als het pictogram niet wordt weergegeven, selecteert u (Instellingen) op het HOME-scherm > LAN-instellingen (LAN settings) > Wi-Fi > Geavanceerde modus (Advanced mode) en selecteert u vervolgens Inschakelen (Enable).

    Als het pictogram wordt weergegeven, geeft dit aan dat Wi-Fi-communicatie niet mogelijk is met de huidige instellingen. Zie Controle 3 of latere controles.

  3. Controle 3 Controleer of de installatie van de printer op de computer is voltooid.

    Als dit niet het geval is, klikt u hier en voert u de installatie uit.

    Opmerking

  4. Controle 4 Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer en de draadloze router met elkaar overeenkomen.

    Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer (zoals netwerknaam (SSID) of netwerksleutel (wachtwoord), enz.) overeenkomen met die van de draadloze router.

    Controleer de instellingen van de draadloze router in de bijgeleverde instructiehandleiding of neem hiervoor contact op met de fabrikant ervan.

    Opmerking

    • Gebruik de frequentieband van 2,4 GHz of 5 GHz om verbinding te maken met een draadloze router. Stem de netwerknaam (SSID) die is ingesteld voor de printer, af op de frequentieband van 2,4 GHz of 5 GHz van de draadloze router.

    Als u de ingestelde netwerknaam (SSID) voor de printer wilt controleren, geeft u dit weer op het bedieningspaneel van de printer of drukt u de informatie over de netwerkinstellingen van de printer af.

    Opmerking

  5. Controle 5 Zorg dat de printer niet te ver van de draadloze router is geplaatst.

    Als de afstand tussen de printer en de draadloze router te groot is, kan de draadloze communicatie verslechteren. Plaats de printer en de draadloze router dicht bij elkaar.

    Opmerking

    • Hoewel aan de meeste draadloze routers een antenne is bevestigd, bevindt deze zich op sommige modellen aan de binnenkant.
  6. Controle 6 Controleer of het draadloze signaal sterk is. Controleer de signaalsterkte en verplaats de printer en de draadloze router zo nodig.

    Plaats de printer en de draadloze router zodanig dat er zich geen obstakels tussen beide bevinden. Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen gebrekkig. De draadloze communicatie kan worden verhinderd door bouwmaterialen die metaal of beton bevatten. Als de printer ten gevolge van een muur niet via Wi-Fi kan communiceren met de computer, zet u de printer en de computer in dezelfde ruimte.

    Als een apparaat zoals een magnetron dat radiogolven van dezelfde frequentie uitzendt als een draadloze router in de buurt staat, kant dat storingen veroorzaken. Plaats de draadloze router zo ver mogelijk van de storingsbronnen.

    Controleer de signaalsterkte op het LCD-scherm.

    Opmerking

  7. Controle 7 Controleer of de computer is aangesloten op de draadloze router.

    Raadpleeg de instructiehandleiding bij uw computer of neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over het controleren van de computerinstellingen of verbindingsstatus.

    Opmerking

    • Als u een smartphone of tablet gebruikt, moet u zorgen dat Wi-Fi is ingeschakeld op het apparaat.
  8. Controle 8 Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het dialoogvenster Eigenschappen van printer (Printer properties). (Windows)

    Als dit niet het geval is, schakelt u bi-directionele ondersteuning in.

  9. Controle 9 Zorg dat de firewall van de software is uitgeschakeld.

    Als de firewall van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt mogelijk het bericht weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als deze waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd wordt toegestaan.

    Als u programma's gebruikt die schakelen tussen netwerkomgevingen, controleert u de instellingen ervan.

  10. Controle 10 Als de printer via een LAN is verbonden met een AirPort-basisstation, moet u alfanumerieke tekens gebruiken voor de netwerknaam (SSID). (macOS)

  11. Controle 11 Controleer de standaardprinter in het Configuratiescherm (Control Panel). (Windows)

    Selecteer Apparaten en printers (Devices and Printers) in het Configuratiescherm (Control Panel) en controleer of de printer is gemarkeerd als standaardprinter. Als dit niet het geval is, stelt u de printer in als standaardprinter.

Klik hier en voer de installatie opnieuw uit als het probleem niet is verholpen.