naar hoofdtekst gaan

LAN-instellingen

  • Wi-Fi

    Schakel Wi-Fi in of uit.

  • Draadloos direct (Wireless Direct)

    Schakel draadloos direct in of uit.

  • Bedraad LAN (Wired LAN)

    Schakel bedraad LAN in of uit.

  • LAN-instellingen bevestigen (Confirm LAN settings)

    De informatie over de LAN-instellingen wordt weergegeven.

  • Geavanceerde instellingen (Advanced setup)

    • Printernaam instellen (Set printer name)

      Hiermee geeft u de printernaam op.

      Opmerking

      • U kunt niet dezelfde printernaam gebruiken als een naam die in gebruik is voor andere op het LAN aangesloten apparaten.

      • Het eerste en laatste teken van de printernaam mag geen liggend streepje zijn.

    • TCP/IP-instellingen (TCP/IP settings)

      Hiermee voert u een IPv4- of IPv6-instelling uit.

    • WSD-instellingen (WSD settings)

      Kies de instellingen voor het gebruik van WSD.

    • Bonjour-instellingen (Bonjour settings)

      Kies de instellingen voor het gebruik van Bonjour.

    • LPD-instellingen (LPD settings)

      Kies instellingen voor afdrukken met LPD.

    • RAW-instellingen (RAW settings)

      Schakel RAW afdrukken in of uit.

    • LLMNR-instellingen (LLMNR settings)

      Hiermee wordt LLMNR (Link-Local Multicast Name Resolution) in- of uitgeschakeld. Als u Inschakelen (Enable), selecteert, kunt u het IP-adres van de printer bepalen aan de hand van de printernaam, zelfs in een omgeving zonder de DNS-server.

    • SNMP-instellingen (SNMP settings)

      Kies instellingen voor het gebruik van SNMP voor het beheren en controleren van de printer.

    • IPP-instellingen (IPP Settings)

      Kies instellingen voor afdrukken met IPP.

    • CHMP-instellingen (CHMP settings)

      Kies de instellingen voor communicatie op het moment dat printerstuurprogramma's of -toepassingen informatie over status, papier en taaklogboek ophalen van de printer.

      Als u HTTPS-omleiding inschakelen (Enable HTTPS redirection) selecteert, wordt de communicatie via CHMP doorgestuurd naar gecodeerde communicatie.

      Opmerking

    • DRX-instelling (DRX settings)

      Als deze optie is ingeschakeld, worden gegevens af en toe ontvangen tijdens de netwerkverbinding.

    • IP-filtering (IP filtering)

      Hiermee wordt toegang voor specifieke IP-adressen toegestaan of geweigerd.

      U kunt instellingen opgeven voor zowel IPv4- als IPv6-adressen.

      Belangrijk

      • Als het apparaatadres voor de beheerder per ongeluk is ingesteld op afwijzing, selecteert u Verschillende instellingen (Various settings) op het HOME-scherm van het bedieningspaneel en selecteert u vervolgens Apparaatinstellingen (Printer settings) > Instelling herstellen (Reset settings) > Alleen LAN-instellingen (LAN settings only) in deze volgorde en initialiseert u de netwerkgegevens van de printer.

        Voer indien nodig na de reset opnieuw de installatie uit.

    • MTU

      Hiermee kiest u de MTU-instellingen.

    • Instellingen voor eenvoudig draadloos verbinden (Easy wireless connect settings)

      Als deze optie is ingesteld op Automatisch starten: AAN (Auto start: ON), schakelt het apparaat automatisch over naar de stand-bymodus voor eenvoudig draadloos verbinden.

      Kies voor Automatisch starten: UIT (Auto start: OFF) om te voorkomen dat het apparaat in de stand-bymodus wordt gezet voor eenvoudig draadloos verbinden op onbedoelde tijden.