Kan het apparaat tijdens de instelling van het draadloze LAN niet vinden: controle 3
Is het apparaat verbonden met de draadloze router?
Gebruik het pictogram op het aanraakscherm om te controleren of het apparaat is verbonden met de draadloze router.
Als het pictogram wordt weergegeven:
Zorg dat de gebruikte draadloze router is geconfigureerd voor gebruik van de bandbreedte 2,4 GHz.
Voor meer informatie over het controleren van de instelling van de draadloze router raadpleegt u de instructiehandleiding van de draadloze router of neemt u contact op met de fabrikant.
Nadat u de instelling van de draadloze router hebt gecontroleerd, zorgt u dat het apparaat niet te ver van de draadloze router is geplaatst.
Het apparaat mag binnenshuis tot op 50 meter (164 ft) van de draadloze router staan. Zorg dat het apparaat dicht genoeg bij de gebruikte draadloze router is geplaatst.
Controleer daarnaast waar het apparaat en de draadloze router zich bevinden en neem de juiste maatregelen.
-
Controleer of zich geen obstakels tussen het apparaat en de draadloze router bevinden.
Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen gebrekkig. Pas de locatie van het apparaat en de draadloze router aan.
-
Controleer of zich geen bron van radiostoring in de buurt van het apparaat of de draadloze router bevindt.
Als in de buurt een apparaat, zoals een magnetron, staat dat radiogolven op dezelfde frequentieband als de draadloze router uitzendt, kan dit storing veroorzaken. Plaats het apparaat of de draadloze router zo ver mogelijk weg van de storingsbron.
Nadat u de bovenstaande maatregelen hebt getroffen, klikt u op Opnieuw detecteren (Redetect) in het scherm Printerinstellingen controleren (Check Printer Settings) om het apparaat opnieuw te detecteren.
Als het apparaat wordt gevonden, volgt u de aanwijzingen op het scherm om door te gaan met het instellen van de netwerkcommunicatie.
Als het apparaat niet kan worden gedetecteerd, heeft het apparaat geen verbinding met de draadloze router. Verbind het apparaat met de draadloze router.
Nadat u het apparaat met de draadloze router hebt verbonden, klikt u op Terug naar boven (Back to Top) in het venster Printerinstellingen controleren (Check Printer Settings) om de configuratie van de netwerkcommunicatie opnieuw uit te voeren vanaf het begin.
Als het pictogram wordt weergegeven:
Ga naar controle 4.
Kan het apparaat tijdens de instelling van het draadloze LAN niet vinden: controle 4