Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Als het ingestelde mediumtype niet overeenkomt met het geplaatste papier, zijn de afdrukresultaten mogelijk niet naar behoren. Nadat u papier hebt geplaatst, moet u het juiste mediumtype voor het geplaatste papier selecteren.
Als de instellingen voor paginaformaat en mediatype onjuist zijn, kan de afdrukkleur van slechte kwaliteit zijn of kan de afdruk krassen vertonen.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma om het paginaformaat, het mediumtype, de afdrukkwaliteit en andere instellingen te controleren. Als de afdruk vlekken of ongelijkmatige kleuren vertoont, verhoogt u de instelling voor de afdrukkwaliteit en probeert u het opnieuw.
Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat geschikt is voor documenten.
Voor elk mediumtype zijn er vooraf ingestelde instellingen, zoals de manier waarop inkt wordt gebruikt en gespoten, de afstand vanaf de spuitopeningen en dergelijke, zodat u op dat mediumtype afdrukken met een optimale beeldkwaliteit kunt maken.
Zo kunt u afdrukken met de instellingen die het meest geschikt zijn voor het geplaatste mediumtype door eenvoudig dat mediumtype te selecteren.